Ik vertel de springspin dat ik vroeger zo bang voor hem was. In de vensterbank van het schoollokaal, pal naast mijn tafel, zat vaak zo’n zwart-witte engerd. Ik kon de les niet meer volgen omdat ik hem de hele tijd in de gaten moest houden met zijn gekke gespring.
‘Springen is zo leuk! Hop! En je bent ergens anders!’
Mijn aversie zit me tegen in dit gesprek en ik vraag dapper of hij me wil laten voelen hoe zijn lijf voelt.
Meteen merk ik dat hij ontzettend laag bij de grond zit. Zijn buik zit net boven de grond.
‘Ja, je moet opletten waar je loopt.’
Hij laat me merken hoe snel hij loopt en laat me sprongen ervaren.
Hij raakt goed aan de babbel: ‘Het springen is zo lekker en zo knap! Ik ben snel en hard. Ik hou niet van overleggen. Ik ben het type van meteen aanpakken. Ik maak korte metten met alles wat me in de weg staat. Ik ben geen softie.’
Hij laat weten dat het springen ook aanvallend kan zijn. Hij wil anderen een beetje bang maken en ze moeten wegwezen. Hij is er trots op als anderen zenuwachtig van hem worden.
‘Ik wil niet onopvallend zijn. Ik ben het type van: borst vooruit en doordauwen.’
Zijn houding is heel anders dan de andere spin die ik sprak (zie De spin, in april) en ik vraag hem waarom hij juist dit soort spin is.
‘Ik leer daadkrachtig zijn en meteen beslissingen nemen. Anders is het gebeurd met mij omdat ik zo opvallend ben.’
‘Je wilt dus niet stilzwijgend door het leven?’’
‘Nee, met veel bombarie! Geen bescheidenheid voor mij.’
Ik vraag hem of hij tot slot nog wat te zeggen heeft.
‘Ja, ga allemaal maar aan de kant voor mij als ik eraan kom!’
Ik moet om het beestje lachen en mijn antipathie is helemaal verdwenen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten