woensdag 28 oktober 2009

De meeuwen

Heel vaak trekken er enorme groepen meeuwen langs en over ons schip. Vroeger zei een van de kinderen dan: ‘O mam, het gaat weer meeuwen!’
De meeuwen zitten ’s nachts in grote groepen in de haven en als ik op tijd buiten ben (als het nog niet helemaal licht is) dan zie ik hoe de groep zich oplost.
Ik vraag de meeuwen of het klopt dat ze ’s nachts bij elkaar zijn en overdag alleen.
‘Overdag vliegen we uit. Ieder gaat voor zich maar toch zijn we een geheel. ’s Avonds komen we als groep terug. We houden het warm met elkaar (in de zin van beschermd) en in de winter houden we het ijs weg.’
Het beeld dat ze me doorgeven is dat ze ’s nachts een concentratie meeuwen zijn en overdag uitvliegen. Het doet me denken aan een bloem die zich ’s nachts sluit en in de ochtend weer opengaat.
Ik ben altijd gefascineerd door de snelheid waarmee ze vliegen in de groep. Volgens mij botsen ze niet en ik vraag hoe dat komt.
‘Je weet elkaars ruimte en komt niet in andermans vliegruimte,’ antwoorden ze. ‘Je geeft allebei mee. Conflicten ontstaan als één niet meegeeft. Met zo’n houding zouden we als groep niet kunnen vliegen.’
Ik vergelijk het met mensen en vraag of het voelt als inleveren als je ruimte moet maken.
‘Inleveren? Nee, er is ruimte genoeg.’
Ze laten zien dat de vliegvorm steeds verandert, de continue beweging zorgt steeds voor andere vormen.
‘Je kent elkaars ruimte en respecteert die,’ is hun logische redenering.
In vergelijking met hen zie ik hoe vast wij mensen zitten.
‘Mensen kunnen ook niet vliegen.’ De meeuwen laten me voelen dat zij de menselijke vorm als erg beklemmend ervaren.
Op de een of andere manier meen ik het op te moeten nemen voor mensen en laat zien hoe wij ons ook door de lucht kunnen verplaatsen.
Er wordt gebromd dat mensen zich láten vliegen.
‘Jullie blijven afhankelijk van voertuigen of ander materiaal.’
Ik moet ze helemaal gelijk geven. Het is heerlijk om de vrijheid van de vogels te voelen.
Het maakt dat ik moet lachen om ons, mensen: waar maken we ons toch allemaal druk om?!

zondag 18 oktober 2009

De pinguïns

Via een foto van een groep pinguïns vraag ik of ik contact kan krijgen met één pinguïn.
Heel bescheiden treedt er een naar voren maar tegelijkertijd trekt hij zich terug.
‘Dit is ongebruikelijk,’ hoor ik.
Ik merk dat ze erg op de groep gesteld zijn en laat weten dat het ook goed is als ik met meerdere pinguïns contact heb. Meteen zie ik drie of vier pinguïns naar voren komen.
Ze laten me zien in het water ontzettend snel te zijn en op het land ‘massiever’. Ze zijn als groep aan elkaar geschakeld.
‘We zijn allemaal drager van het geheel,’ hoor ik.
Ze laten zien hoe jongen via de ouders in het geheel opgenomen worden. Het beeld dat ze doorgeven is dat jongen langs de ‘poten’ van de ouders omhoog, in de groep pinguïns, opgenomen worden in het groter geheel.
Als de jongen groot genoeg zijn, krijgen ze vanuit dat grotere groepsgeheel een ‘poot’ naar beneden. Dan zijn het zelfstandige, volwassen pinguïns die ook weer jongen kunnen krijgen en grootbrengen.
Het proces gaat dus van onder naar boven en weer naar onder.
‘In de periode van het kind-zijn gaan nogal wat pinguïns verloren,’ wordt me verteld. ‘Je moet door je ouders ‘omhooggetild’ worden.’
Ik meen te begrijpen dat ze bedoelen dat jonge pinguïns bijgestaan worden tot hun volwassenheid/zelfstandigheid.
Ik krijg het gevoel dat de pinguïns zich terugtrekken en meen dat ze een niet veel groter bewustzijn hebben dan de plaats die ze daadwerkelijk innemen op aarde. Dat ze de ruimte gebruiken die ze hebben maar niet een groot overzicht hebben zoals bij voorbeeld dolfijnen.
Als ik naar de klimaatverandering probeer te gaan, krijg ik ook geen ingang. Er is geen protestgedrag bij de pinguïns. Ik vermoed dat het een gebrek aan overzicht is.
Ik ga naar een afsluiting van het gesprek en hoor van de pinguïns dat ze het wel zwaar vonden om dit gesprek te voeren.
‘Normaal gesproken bevinden we ons in de groep,’ leggen ze uit.
‘Mag ik jullie dan heel hartelijk bedanken?’ vraag ik welgemeend. Maar ze zijn al weg.

De ijsbeer

Als ik contact zoek met de ijsbeer twijfelt ze of ze zal doorlopen of gaan zitten om mij te woord te staan.
Ze laat een grote brul horen waarbij ze grote tanden laat zien.
‘Ik ben op mijn rust gesteld,’ vertelt ze.
Ik weet door deze houding van haar niet goed waar te beginnen en denk ineens aan Grote Beer en Kleine Beer, de kinderboeken. Ik vertel haar daarover en laat zien hoe Grote Beer een goede ouder is voor Kleine Beer.
‘Wij zorgen goed voor jongen,’ haakt ze in. ‘Wij hebben plezier met jongen.’ (Uit informatie van internet lees ik later dat alleen vrouwtjes de jongen opvoeden. Daarom ga ik er vanuit dat ik nu met een vrouwtje contact heb gehad.)
Ik vertel haar dat iemand mij deze foto gestuurd heeft en er een aantal vragen bij had, onder andere over de klimaatverandering.
‘Waarom bedenk je je eigen vragen niet?’ hoor ik.
Ze laat zich nu ontspannen zien en ik krijg de indruk dat ze met me speelt. Ze ligt op haar rug te rollen, met de poten omhoog.
Ik raak er een beetje door van slag (wie heeft de regie?) en vraag of ze wat van zichzelf kan vertellen.
Ze vertelt dat haar humeur ineens kan omslaan.
‘Ik wil met rust gelaten worden.’
Een beetje verschrikt vraag ik of ze doelt op dit moment maar dat is het niet.
Ze wil haar leven graag relaxed in alle rust en stilte leven. Ze wil op geen enkele manier verstoring. Ze kan ontzettend geprikkeld raken door externe geluiden (ik krijg hierbij sneeuwscooters en schepen door).
Ze laat weten dan ontzettend geagiteerd, boos, te kunnen worden.
‘Wegrennen is veiliger voor me. Aanvallen is de wens maar ik denk niet dat ik win.’
Ik probeer toch naar de klimaatverandering te gaan en hoor dat een kleiner leefgebied ook een aanval, een beperking is.
‘Hoe minder ruimte, hoe opgefokter,’ vertelt ze.
Ze vertelt erg op zichzelf te zijn en ik begrijp dat niet alleen zij maar de soort op zichzelf is.
Ik probeer informatie te krijgen over ijsberen in dierentuinen maar hoor dat ik dat de betreffende beren zelf moet vragen.
Nogmaals vraag ik naar haar en haar leven. Ze laat zien hoe ze relaxed en slow over de witte vlakte loopt.
‘Ik heb heel veel ruimte en rust nodig.’
Ik zie het beeld van een ijsbeer die langzaam en alleen door de vlakte loopt. Alleen, maar niet eenzaam. De stilte en ruimte heeft ze echt nodig.
Tussendoor had ik nog even de gelegenheid om te vragen naar ons begrip ‘ijsberen’. Ik kreeg te horen dat het in dat geval gaat om ongedurig, humeurig zijn.

De dikdiks (3)

Ik zou nog eens contact opnemen met de dikdiks (na de gesprekken in september) omdat het mij onduidelijk was hoe het nou zit met de groepsgeest. Waar ik van hen de indruk kreeg dat het groepsdieren zijn, zag ik op internet dat ze monogame relaties hebben en in een territorium leven.
In dit gesprek wordt me uitgelegd dat dikdiksen een heel sterk collectief bewustzijn hebben.
Ergens op internet had ik gelezen dat het krijgen van jongen in een dierentuin moeizaam gaat en ik vraag hoe het zit met dikdiksen in dierentuinen.
‘Die zijn afgesloten van ons. Ze zijn gevangen achter hekken. Er zit een sterke storing door het contact met hun. Zij zijn eenzaam en verloren. Ze worden gek in de kop. Het is te klein voor ze.’
De dikdiks laat me ervaren dat het bewustzijn van een dikdiks een groepsbewustzijn is en heel groots, heel uitgestrekt is.
Nogmaals hoor en ervaar ik dat in dierentuinen de kop van een dikdiks bijna uit elkaar knalt. Het grootse bewustzijn kan niet weg.
Er wordt me uitgelegd dat vrije dikdiksen over een heel hoge muur een beetje contact/bewustzijn kunnen geven aan hun mededieren. Maar de dierentuindikdiksen kunnen niet terugzenden. Hun bewustzijn is gevangen.
De dikdiks verzekert me dat ze zich wel ontfermen over de dierentuindieren.

woensdag 14 oktober 2009

De mammoet en de maan

Het gebied waaruit ik mijn informatie krijg, is onuitputtelijk.
Een vriendin weet dat. Zij komt altijd op dingen die ik niet kan verzinnen.
Ik vroeg haar: ‘Hoe kom je toch altijd op die gedachten??!!’
‘Geen idee. Of liever: een overdosis aan ideeën. Heb alleen afzetmarkt nodig, want kan ze nooit allemaal zelf realiseren …’
De stap naar contact zoeken met een mammoet laat niet lang op zich wachten.
Het is me inmiddels bekend dat wij hier op aarde in de lineaire tijd leven maar dat die tijd niet geldt in andere gebieden. Daar gaat verleden, heden en toekomst gelijk op. Dus waarom niet proberen contact te krijgen met een mammoet?
Ik zie een mammoet in ijsgebied en voel meteen droefheid. Het is stil om hem heen, er is eenzaamheid, het is donker en kil. Onderontwikkeld.
‘Daar moet je niet naar terug willen,’ hoor ik.
Ik krijg door dat alles, inclusief de mammoet, daarna een hele ontwikkeling heeft doorgemaakt. Dat er meer kleur, geur en schoonheid is gekomen.
Diezelfde dag heeft mijn vriendin een nieuw idee: vraag de maan es!
De maan zie ik als een bloeiende planeet en ik hoor: ‘Alles zal ingevuld worden, zal kleur krijgen, tot ontwikkeling komen. Uiteindelijk is niks kleurloos. Overal zal het bloeiend en stralend zijn.’
Ik denk dat de mammoet destijds niet geloofd zou hebben dat de aarde er uit zou zien zoals ze er nu uitziet.
Het is dan ook niemand kwalijk te nemen als hij mijn beeld van de maan niet kan geloven of bevatten.

zondag 11 oktober 2009

De dolfijn (vervolg)

De dolfijn vervolgt: 'Wij hoeven niet naar mensen te gaan. Wij gaan vrijwillig. Wij hebben overvloed.'
Ik haal het beeld voor ogen van grote groepen mensen die naar dolfijnen op zoek zijn en ze soms wel en soms niet treffen.
'Weet je welke mensen je moet hebben?' vraag ik.
'Ik wachtte jou toch ook op?' is het antwoord.
De onuitgesproken wens komt bij me op om dolfijnen in het echt te ontmoeten.
'Je hoeft ons niet echt te zien om ons te kunnen ervaren,’ hoor ik.
Dan vertel ik haar dat ik heb gehoord van een jongeman in Indonesië die door een dolfijn behoorlijk tegen een kant van een bassin was gedrukt.
'Dan zal hij iets hebben moeten leren.'
Ik vraag naar de dolfijnen in het Dolfinarium en andere dolfijnencentra.
'Die dieren hebben hun vrijheid ingeleverd. Zij zijn dienstbaar. Het zijn ruime geesten dat ze het kunnen opbrengen in gevangenschap te kunnen leven.'
Zij vervolgt: 'Het verlangen naar vrijheid kan er zijn maar dit was hun keus.'
'Ik hoef dus geen medelijden te hebben met die dieren?'
'Je hoeft nooit medelijden te hebben met een dier. Alles is een keus. Waar een dier terecht komt is een keus: als vrij dier, als huisdier, als dierentuindier. Alles heeft zijn zin.'
Daarop vraag ik of het dan overbodig is dat we ons als mensen inzetten voor dierenleed, milieu etc.
'Nee, het is goed dat de mens de aarde naar een hoger plan wil trekken. Maar onthoud dat alles zijn zin heeft. Laat je niet ontmoedigen. Ga met een ruim hart door. Laat je niet naar beneden halen door misbruik van dier of natuur. Verlaag jezelf niet. Weet dat elk gestorven dier zich opgeofferd heeft. Hij is onderdeel van het plan.'
Ik trek de conclusie: 'Dus alles wat er gebeurt is goed?'
'Ja, maar streef naar het hogere, ook in relaties. Help als mens de aarde omhoog brengen. Toon geen onverschilligheid maar accepteer wel dat dingen gaan zoals ze gaan.'
Ik vraag de dolfijn of zij optimistisch is.
'Vanuit mijn ruime bewustzijn kan ik niet anders dan optimistisch zijn.'
En: 'Dank elk (gedood) dier in gevangenschap voor zijn taak, zijn opoffering. Het is goed zoals het is.'
Ik stel haar nog de vraag wat zij van diercommunicatie vindt en hoor: 'Het is een manier. De dieren hebben veel te vertellen als je kunt luisteren.'
Daarop voegt ze zich weer bij de groep en ga ik ook weer terug.

De dolfijn

De bruinvis had me geadviseerd met een dolfijn te praten.
Ik heb me gericht op Monkey Mia, een plek in Australië waar veel mensen heengaan om dolfijnen te ontmoeten.
Meteen maakt een vrouwtjesdolfijn zich los uit de groep en nodigt me uit met haar mee te gaan, los van de groep.
Terwijl ik met haar zwem, vertel ik dat ik ondertussen ook opschrijf wat ik ervaar.
'Je moet ook delen. Het is niet alleen voor jou,’ antwoordt de dolfijn.
Het daar rondzwemmen is heel vredig. Ik merk een heel groot bewustzijn op bij de dolfijn.
Vanuit deze plek in het water zien we de kust, met mensen (en de groep dolfijnen ervoor zwemmend) en het is heel duidelijk dat mensen een klein bewustzijn hebben en veel lijden.
De dolfijn wijst me ook met woorden op het kleine bewustzijn: 'Mensen denken dat ze groot(s) zijn, maar kijk es hoe klein het bewustzijn is.'
Ik vertel dat ik door de bruinvissen ben gestuurd.
'Wij zijn niet overal. De bruinvissen zijn tussenpersonen.'
Vermoedelijk vraag ik onbewust naar de interesse van mensen in dolfijnen want ik hoor: 'Mensen voelen iets van onze grootsheid, van ons licht.'
Daarop vraag ik of dolfijnen leed kennen.
'Uit onze overvloed tippen wij mensen aan. Wij verliezen er niks door maar mensen ontvangen kracht, goede ervaringen.'
Uit dit antwoord en uit het feit dat ik geen leed voel, ga ik ervan uit dat zij niet ons leed kennen. Of beter gezegd: ze leven niet met ons leed.

Het 'IJsselkonijn'

De laatste tijd zie ik vaak een konijn op mijn wandeling op het weiland bij de IJssel. Hij rent als een speer weg en maakt behoorlijke sprints.
Ik vertel het konijn dat ik altijd vol bewondering naar hem kijk (is het wel steeds dezelfde?) en hij laat weten te genieten van het rennen.
Meestal zie ik konijnen op het Industrieterrein waar wij wonen en ik vraag waarom dit konijn hier is.
‘Je kiest de plek die je fijn vindt,’ vertelt hij. ‘Het is hier relatief rustig.’
Ik laat hem het beeld van honden zien die hier uitgelaten worden.
‘Ik ben veel sneller.’
Hoe zit het dan met het stijgende water, wil ik weten. Het is op dit moment heel laag maar het kan meters stijgen.
‘Bij stijgend water ga ik weg. Ik merk dat, ik laat me niet overdonderen. Ik trek me dan terug op land.’
Hij laat zien dat hij goed weet wat er om hem heen gebeurt.
‘En muizen dan?’ wil ik weten. Ik zie altijd zoveel kleine holletjes dat ik me vaak heb afgevraagd hoe die dieren dat doen met hoog water.
‘Dat moet je ze zelf vragen.’
‘Jij laat je niet overdonderen door het water?’
‘Ik ben geen waterkonijn.’
Ik voel me een beetje stom in zijn aanwezigheid want ik laat me wel vaak door het stijgende water verrassen.
Nogmaals vertel ik hem dat ik hem bewonder om zijn snelle rennen en ik zeg dat ik de volgende keer mijn fototoestel meeneem. Misschien wil hij wel op de foto. Tot die tijd moeten we het doen met deze foto van zijn leefterrein.

vrijdag 2 oktober 2009

De muskusrat

Ondanks het feit dat er veel muskusratten zijn in Nederland, schijnen maar weinig mensen er een te zien. En zeker overdag niet.
Ik was dan ook aangenaam getroffen toen ik dit dier heel gemoedelijk zag knagen aan drijvend gras en takjes, vlak naast een groep eenden.
We komen meteen to the point en hebben het over de cyclus van de muskusrat: voortplanten, gedood worden, voortplanten, gedood worden.
Hij is er laconiek onder: ‘De aanwas van ons is groter dan de vernietiging van ons door de mens.’
Hij laat zien hoe ze leven en zegt: ‘Dit is wat wij doen. Dat kunnen wij niet veranderen.’
We zien allebei de tegengestelde belangen van de muskusrat en de mens. Het is de dualiteit in dit aardse leven.
‘De mens verdedigt zijn land,’ begrijpt de muskusrat, ‘maar wij gaan door met onze leefwijze. We kunnen niet anders.’
Kennelijk heeft dit dier verbinding met soortgenoten en weet hij hoe mensen met ze omgaan. Ik kan dan ook vragen wat hij ervan vindt dat er zo op ze gejaagd wordt en de manier waarop ze gedood worden.
‘Natuurlijk wil je weg maar wij kennen geen angst voor de dood. Het is een eeuwig doorgaan.’
Dit hebben dieren me al vaker verteld en de rust die er van deze constatering uitstraalt, is aannemelijk. Ik hoop dat ik het kan overnemen in mijn denk- en ervaringssysteem.
De muskusrat laat me als laatste ervaren hoe hij intensief bezig is met zijn omgeving en vertelt dat de rust van de avond en de nacht heerlijk is.
Rond dit dier straalt een rust en gemoedelijkheid die ik hoop de hele dag bij me te dragen. Echt een cadeautje, zo’n ontmoeting!