woensdag 26 mei 2010

De diamantduif

De vogels houden ons bezig. Nu was er een diamantduif in een achtertuin neergestreken. Iemand pakte de duif op, deed ‘m in een kooitje en vroeg mij of ik het dier kon vragen wat ze wilde. Het was laat op de avond, ik had vergaderd en kreeg dan ook niks meer door dan een benauwde ademhaling en het gevoel beknot te zijn.
De volgende ochtend ging het met vogel en mij beter. De vogel zat inmiddels in een ruimere kooi en had al wat gegeten en ik was weer fit.
Ik zag de vogel rondkijken en hoorde dat ze zich eraan stoorde als ze bekeken werd. Zelfs als de mensen op afstand bleven. ‘Als ze te dicht op me zitten kan ik niet rondkijken.’
Ik kreeg de indruk dat ze geen lange afstanden vliegen gewend was en dat ze geen getrainde conditie had.
Ik heb haar voorgelegd of ze bij deze mensen zou willen blijven. De duif keek het hele huis rond en concludeerde dat er geen duiven zijn. 'Dan kan ik niet blijven.'
Toen ik haar liet zien dat ze ook een gezellige huisvogel kan worden, gruwde ze daar wat van. Ze maakte op mij geen ondernemende indruk. Niet een vogel die het avontuur in een huis wel aan zou willen gaan maar eentje die gewoon wil opgaan in de vogelmassa.
Ik vroeg haar op het eind of ze nog wat had en kreeg een zakelijk bedankje dat ik dit wilde doorgeven.
Toen ik bleef doorvragen, hoorde ik: 'Regel het nou maar!' Met andere woorden: zorg dat ze me ergens bij andere vogels in een kooi zetten.
’s Middags is de dierenambulance gekomen en moesten de mensen afscheid nemen van de vogel. Best een beetje verdrietig want ze hadden het wel fijn met haar. Maar ze hadden zelf ook al wel gedacht dat dit geen binnenvogel zou zijn.

maandag 10 mei 2010

Kraaien, mensen en territoriumgedrag

Mijn man had weer een vogel meegenomen naar huis. Dit keer een kraai die niet meer goed kon opstijgen. Het dier leek geen gebroken vleugel te hebben. Contact maken met hem ging moeilijk. Ik hoorde steeds dat hij uit de kooi wilde waarin we hem neergezet hadden en die in de stuurhut stond. We besloten hem buiten in de grote kooi van de papegaai te doen maar na een nachtje rust daar, leek ook die kooi te klein.
We hebben nooit kraaien heel dicht bij het schip maar zowel ’s avonds als ’s ochtends kwamen er twee dichtbij in de bomen zich luidruchtig kenbaar maken. In de ochtend zat er zelfs een op de kooi waar de kraai in zat. We besloten dat het beter was voor het dier als hij vrij zou zijn. Onze dochter gooide hem in de lucht en de kraai vloog krakkemikkig achter een hek waar geen honden bij hem konden komen. Aan de kraaien die er al zijn, vroeg ik of ze hem voer wilden brengen als dat nodig was. Het gaat om een nog niet zo oude kraai maar wel eentje die de afgelopen winter overleefd heeft.
Dat was gisteren, zondag. Vandaag maken de kraaien weer een hoop kabaal. Ik vraag een krassende kraai wat er nou allemaal voor toestanden zijn en hoor dat er verstoring van het gebied is. Deze kraai is een indringer en er moet evenwicht gevonden worden. Ik begrijp dat dit kan als deze kraai zich aanpast.
Ik heb het over levensruimte die je elkaar moet gunnen maar hoor meteen dat het daar niet om gaat. Het gaat om gebied. ‘Er zijn grensgebieden,’ zegt de kraai. ‘Maar deze kraai zit midden in ons gebied.’
‘O,’ zeg ik, ‘Daarin zijn mensen dus anders dan kraaien.’
‘Nee, hetzelfde,’ hoor ik meteen terug. ‘Mensen zijn zelfs erger.’
Dit spreek ik tegen. Ik vind mezelf best ruimdenkend als iemand een hulpvraag zou hebben, zoals in dit geval deze kraai aan hen heeft. Maar doordenkend voel ik mezelf verschrompelen. De kraai heeft gelijk. Wij mensen hebben ontzéttend territoriumgedrag. Hoe zou ik het vinden als er ineens iemand die geen huis heeft binnen komt lopen, gaat zitten en blijft zitten? Hoe zou ik het vinden als iemand mijn fiets meeneemt omdat hij die nodig heeft? Als iemand in de winkel mijn portemonnee pakt om zijn boodschappen mee te betalen?
Vandaag is de zoveelste keer dat een dier me inzicht geeft in mijn eigen denken en handelen ...

woensdag 5 mei 2010

Het ratje


“Bijgaand een foto van het knaagdier dat Rosa gistermiddag binnenbracht. Ik vermoed dat het een rat is. Omdat ik die zo weinig zie, heb ik er eens goed naar gekeken & ik moet zeggen dat ik haar/hem wel mooi vond. Mooie oren & ogen, stevige poten & een glanzend vel. Alles net wat groter dan bij een muis. Ik neem aan dat het een verse vangst was, want het lijfje was nog een beetje warm & slap. Ik vraag me al een hele tijd af wat de functie van ratten is (dus los van de hysterische verhalen die mensen over hen verspreiden) & nu ik de kans heb, denk ik natuurlijk meteen aan jou.Ik ben heel benieuwd!”
Ik vermoed ook dat het om een ratje gaat en vraag of dat klopt. Ik krijg door dat ratten sterk, slim en snel zijn. Krachtiger dan muizen en met een groter bereik. ‘Muizen zijn lolbroeken,’ vertelt de rat. Dat weet ik inderdaad van muizen en ik moet dan ook gniffelen. Komische diertjes.
De rat laat zien dat zij als soort serieuzer zijn door hun snelheid, sluwheid/slimheid. Deze rat is graag rat en vindt ratten veel ondernemender dan muizen.
‘Wij hebben een energie die krachtig naar voren stoot. Dat stoot mensen af,’ hoor ik met enige trots.
Ik vertel hem dat de vrouw die me deze mail en foto stuurde graag wil weten wat de functie van ratten is. ‘Wij houden de wereld schoon.’ Hij laat zien dat ze van alles eten, ook vlees.
Ik breng in dat er ook gezegd wordt dat ze ziektes overbrengen. ‘Wij zijn met veel en op veel plaatsen.’ De rat kan zich er niet drukker om maken.
Hij vertelt niet graag in huizen te komen, in tegenstelling tot muizen. Wel in schuren. En ik zie buizen en holletjes in de grond waar ze slapen. ‘Wij slapen graag.’ Ik krijg de indruk dat hij overdag bedoelt en dat de nacht hun speelterrein is.
‘Je hebt je laten pakken door een kat,’ zeg ik. Hij laat zien dat je laten pakken door een kat of hond nogal stom is. Het is onachtzaamheid van ratten of vasthoudendheid van de honden of katten. ‘In principe zijn wij sneller/beter,’ legt de rat uit. Dit ziet hij als een overdreven actie van de kat voor de vrouw. Een gebaar naar haar. ‘Normaal gesproken is deze kat geen probleem.’
Toevallig weet ik dat een tijd geleden de andere kat uit dit huis is overleden en ik ben geraakt door de actie van deze kat. Zal ze de vrouw iets hebben willen brengen?
‘Zie jij verbanden?’ vraag ik de rat. ‘Op dit level zie ik verbanden, ja. In mijn omgeving. Mijn energie is niet alleen beperkt tot ratten. Ik kan ook waarnemen wat er bij de kat gebeurt.’
Ik word er even stil van als ik zie hoe zijn rattenenergie zich in diverse andere energiegebieden bevindt.
‘En nu?’ vraag ik hem. Want het blijft een feit dat hij hier fysiek niet meer is.
‘Ik ga zo snel mogelijk terug. Zoals ik al zei: ik vind het leuk om rat te zijn.’
De rat geeft me het gevoel alsof het leven en de dood voor hem een glijbaan zijn: je belandt op de grond, gaat de ladder weer op en glijdt de glijbaan weer af.
Ik zucht een beetje dat het allemaal tijd kost. ‘Tijd? Wat is tijd?’ reageert de rat. Ik voel geen energieverschil tussen hier en daar, zoals de rat het me voorstelt. Het lijkt inderdaad wel een spel voor hem en ik moet denken aan boeken van Kim Sheridan en Penelope Smith. Zij beschrijven daar ook het plezier en het gemak waarmee sommige dieren switchen van fysiek lichaam, naar enkel spirit en weer terug een lichaam in.

Asperges

Ik heb het al es vaker genoemd op deze blog: als je met dieren kunt communiceren, kun je ook de energie en bewustzijn opvangen van bomen, planten en bloemen. Op deze Bevrijdingsdag stuurt Petra foto’s van asperges die ze gisteren op een boerderij heeft gekocht.
Nooit te beroerd voor een experiment (waar zij een zeer goede aangeefster van is) stel ik me in op de asperges. Meteen voel ik een fluweelzachte energie. Bijna lieflijk. Aangezien ik geen culinair iemand ben en de enige asperges hier in huis binnenkomen in blik, ben ik verbaasd dat ik doorkrijg dat ze vochtig bewaard willen worden. In een vochtige doek, lekker donker. Als ik dit later op internet controleer, blijkt dat een algemeen bekend feit te zijn. Ik voel me nogal dom.
Dan krijg ik heel duidelijk door dat ze met aandacht vastgepakt willen worden. Niet snel en geen gesmijt. Het dringt tot me door dat geen enkele groente dat wil. Ze willen dat er zorg en aandacht aan ze besteed wordt. Dan besteden zij ook zorg en aandacht aan de vertering in de mens.
Als ik dit zo allemaal binnenkrijg, klinkt het zo logisch. Zo vloeiend, zo natuurlijk. Met schaamte denk ik aan mijn groente- en fruitbak: alles achteloos op elkaar gegooid. Als ik ga koken, gris ik iets uit die bak en smijt het met een zwier op het aanrecht. Ik heb het vermoeden dat gisteren de laatste keer was dat ik dat zo deed …

Petra heeft inmiddels een interessante blog gemaakt naar aanleiding van de asperges.

maandag 3 mei 2010

De kraai en de eieren

Gisteren vond ik het verlaten eendennest bij ons aan boord leeggeplunderd. Er lag nog één kapot ei in het nest en één kapot ei een eindje verderop. De andere tien eieren waren totaal verdwenen. Honden of katten kunnen het niet gedaan hebben. Ratten komen niet aan boord dus blijven de kraaien over.
Ineens herinner ik me een kraai die op een zonnige middag op de mast zat. Toen ik hem zag, weet ik nog mijn verbazing van dat moment. Kraaien komen namelijk nooit bij ons aan boord.
Ik ga terug naar die kraai en vertel hem dat ik erg nieuwsgierig ben wat hij daar deed die middag en wat hij zag. Om te weten te komen wat een dier ziet, kun je vragen of je even in zijn lijf mag komen om door zijn ogen te kijken. Als ik dit voorstel, schiet de kraai meteen een eindje weg. Hij is duidelijk niet gesteld op contact van zo dichtbij. Ik leg hem mijn nieuwsgierigheid uit en dat dit mijn manier is om aan informatie te komen.
Om hem niet op te jagen, babbelen we eerst over andere dingen. Dat ‘babbelen’ gaat eigenlijk in razendsnelle beelden. Ik zend beelden uit van kraaien die zich tussen de mensen begeven en prullenbakken leeghalen. De kraai laat zien dat in steden en dorpen mensen een constante factor zijn. ‘Daar anticipeer je op. Je kunt situaties inschatten. Op jullie schip is die constante factor van mensen niet. Daarom moeten we wachten op periodes zonder mensen.’
‘Maar ik zag je laatst op die mast zitten,’ zeg ik bijdehand. De beelden dat ik rustig aan de tuintafel iets aan het doen was met iemand anders vliegen heen en weer. Ook dat de kraai een geluid maakte en ik meteen omkeek. ‘Dat geluid was om jullie alertheid te meten,’ zegt de kraai. ‘Jij was in no time met je energie bij mij. Dat betekent gevaar voor mij. Als jij niet gereageerd had, had ik de ruimte kunnen nemen.’
Dit is het punt waarop ik hem kan vragen toch even door zijn ogen te mogen kijken wat hij toen zag. En dan zie ik dat het heel simpel is: in dat oppervlak met allemaal planten valt het heel duidelijk op dat er één hoopje is met veren. Dat ziet er duidelijk anders uit. Ik mag met mijn mensenogen dan wel denken dat de eieren goed verstopt waren, voor kraaien is het overduidelijk dat het hier om iets anders gaat.
Dan is natuurlijk mijn vraag of hij in zijn eentje al die eieren heeft opgegeten en meegenomen.
‘Als één het weet, komen er meer,’ vertelt hij. De kraaientamtam dus. Het mechanisme waar Rupert Sheldrake ook over geschreven heeft: als een vogel in Nieuw-Zeeland iets nieuws ontdekt om te doen, doen vogels in Engeland het ook.
De kraai is dan ook helder: als je iets ziet moet je het meteen uitvoeren, anders kunnen anderen ermee aan de haal gaan. Dat zal de reden zijn dat het nest leeggehaald was voor ik er erg in had!

zondag 2 mei 2010

Het aangereden hert

Iemand mailt dat ze anderhalve week geleden zag hoe een hert door een auto werd aangereden. Ze is naar het hert toegegaan en heeft samen met een andere vrouw die stopte 112 gebeld. De vrouw die me mailde heeft gewacht tot een boswachter kwam om het hert op te halen. De man was helemaal verbaasd dat iemand bij het dode lichaam bleef wachten.
De vrouw schrijft dat ze nog steeds verdrietig wordt als ze aan het aangereden hert denkt en vraagt mij contact op te nemen.
Ik ben eerst naar het moment van het ongeluk gegaan en voel daar vooral verwarring. Ik krijg het gevoel of ze steeds in en uit haar lijf ging, als een soort elastiekje. Alsof ze wilde opstaan, wat niet ging. Kennelijk was het lichaam echt onbruikbaar en had ze dat besef nog niet helemaal.
Dan geeft ze het gevoel alsof mensen over haar lichaam gebogen staan (ik weet niet of dat fysiek is of alleen met hun energie). Dat maakte haar lichaam voor haar afgesloten terrein. Nogmaals krijg ik verwarring door. Het lijkt ook of ze geschrokken was van mensen zo dicht op haar. Dat geeft ze door als veel zwaarte, laag bij de grond. 'Ze keken naar mijn lichaam maar ik was hoger.'
Ze had graag dat de mensen wat meer afstand van haar lichaam hadden gehouden zodat ze zich minder gevangen voelde. Ze had graag wat meer ruimte om het lichaam gehad.
Maar er is ook verbazing: 'Ze hebben mij niet gezien. Alleen het lichaam. Er was geen ontmoeting met mij.'
'En toen?' vroeg ik.
'Ik ben gegaan. Ik ben vrij. Met mij gaat het goed. Ik heb me hervonden na de eerste verwarring.'
Ik vertel het hert dat de vrouw nog steeds verdrietig is om het gebeurde en ze reageert verbaasd: 'Ze ként me niet.'
In een opwelling stel ik voor om even bij de vrouw in huis te gaan kijken en ze ziet de vrouw en haar hond. Meteen legt ze een link: 'Ze is bang voor de dood. De dood is een overgang. We gaan altijd door. Soms in het fysieke maar meestal niet.'
Ik zeg nogmaals dat de vrouw toch nog steeds verdrietig is om haar dood.
'Nee,' corrigeert ze, 'Om het begríp dood. Het gaat niet om mij. Ik was geen onderdeel van haar leven.'
Ik vraag of ze de vrouw nog wat te vertellen heeft.
'Zie het lichter. Zie alles als een lange lijn. Het fysieke leven op dit moment is een blokje op die lijn.'
Het hert geeft door dat ze zich heerlijk ruim en licht voelt.
Als laatste beeld geeft ze een traan door die in het hart van de vrouw valt. Dat begrijp ik niet en ik vraag naar de betekenis. 'Zie het als een genezende traan in haar hart.'

De vrouw reageerde op dit bericht: "Ik herken het wel. We stonden ook dicht bij haar, eerst ik met die vrouw en later alleen. Ik voelde haar spirit ook niet omdat ik zo geraakt was. Ik kon alleen naar haar lijf kijken.
Wel vind ik het confronterend dat ze zegt dat ik haar helemaal niet ken dus dat ze mijn verdriet niet snapte en dat het niet om haar ging. Het klopt wat ze zegt. Ik ben heel bang voor de dood, ook en vooral als eerste voor de dood van mijn hond, ondanks dat ik weet dat de liefde en het contact blijft.
Pfoe, wat mooi. Dank je wel voor het kijken."

zaterdag 1 mei 2010

Film: The story of the weeping camel

Vandaag zag ik deze film die gemaakt is in Mongolië. Het gaat over een kameel die een heel zware bevalling heeft gehad en haar jong niet accepteert maar afstoot. De mensen rond deze kameel krijgen het niet voor elkaar om het jong bij de moeder te laten drinken en ze schakelen een violist in. Onder toeziend oog van de familie begint de vrouw te zingen terwijl haar handen op de kameel liggen. De violist speelt op een gegeven moment mee. Na een tijdje is te zien hoe een traan uit het oog van de kameel valt en daarna nog één. Op dat moment lacht iedereen en brengt de man het jong naar de moeder om het te laten drinken. De moederkameel stoot het dier niet meer af.
Natuurlijk ben ik erg nieuwsgierig wat er precies is gebeurd en ik benader kameel Inger Temee en ga met haar terug naar de tijd van die opnames. Ze vertelt dat ze tijdens de bevalling afgescheiden is geraakt van het jong. Ze was zo in zichzelf geraakt dat er een cirkel om haar heen gevormd werd waarin geen ruimte was voor het jong.
Ik vraag haar wat er gebeurde tijdens het ritueel zoals dat uitgevoerd werd.
‘De aanraking, de aandacht en de klanken maakten openingen,’ vertelt ze. ‘Er brokkelde een muurtje af.’ Ze laat me voelen dat ze omgeven was door de aandachtige energie van iedereen die aanwezig was.
‘En de traan?’ vraag ik nieuwsgierig.
‘Een kameel hoort niet afgescheiden te zijn,’ is haar verklaring. Zonder verder te hoeven vragen, voel ik dat de traan een fysieke uiting was van iets dat in haar loskwam waardoor er weer verbinding gemaakt kon worden met de buitenwereld.
Dan ga ik naar Botok, het jong. Die vertelt meteen dat de verbinding tijdens de bevalling al weg was.
Ik vraag hoe dat voelde en hoor en voel: ‘Het is zo.’
Het antwoord is zo helder dat ik ook nu weer geen vragen heb.
Wel kan ik haar vertellen hoe het bij ons mensen gaat. Dat wij ons dan afgewezen voelen en dat dat kan zorgen voor trauma’s op latere leeftijd.
Maar Botok is heel helder: ‘De verbinding was al weg. Als er geen verbinding is, kan het niet aan mij liggen. Want dan zou de verbinding er nog moeten zijn.’
Het is heel helder dat zij geen fouten gemaakt heeft in deze en nogmaals krijg ik het sterke gevoel door: het is zo.
Ze laat zich zien als kameel alleen in die tijd. Alleen in de ruimte, alleen in de vlakte.
Ik vraag haar wat ze vond van het ritueel. Ze laat zien dat er een opening kwam in het veld rond haar moeder. ‘Toen kon ze me opnemen. Toen begon de verkenning.’
Vanaf toen kon ze ook openstaan voor andere kamelen en mensen. Daarvoor was ze alleen. Maar nogmaals krijg ik het zuivere gevoel door: het is zo.
Ze laat zien dat haar moeder de enige is die een verbinding naar de kudde kon leggen voor haar. Zonder haar had ze nooit goed in de kudde kunnen komen.