dinsdag 18 september 2012

'Hou die hond bij je!'

'Hou die hond bij je!’ Het is alsof ik een mens hoor schreeuwen, maar het is een kraai. Het dier is behoorlijk geagiteerd: hij zat lekker in de uiterwaarden in het gras te zoeken naar eten tot Sjaantje achter hem aan gaat rennen. De kraai neemt dit kleine zwarte vlekje dat zich zo druk maakt aanvankelijk niet serieus en landt drie meter verderop. Maar daar komt Sjaantje weer aan op haar korte pootjes en de kraai vliegt weer een paar meter verder, laag over de grond, het niet de moeite vindend om hoog op te stijgen. Om vervolgens toch weer weg te moeten vliegen. Je voelt de ergernis. En Sjaan maar lol hebben. Die rent er nog een rondje omheen. Als ik haar uiteindelijk roep, luistert ze wonder boven wonder en komt hard naar me toe rennen. Gevolgd door de kraai die een paar meter laag achter haar aan vliegt. Sjaantje ziet het niet. ‘Wat deed jij nou gek?!’ zeg ik tegen de kraai als Sjaan en ik weer veilig thuis zijn. ‘Je bent toch geen mens!’ ‘Honden wéten dat ze ons niet kunnen pakken!’ Hij is nog steeds boos dat Sjaantje het lef had om het toch te proberen. En het erge is geloof ik dat hij Sjaan niet indrukwekkend vond qua grootte, maar ze wel een volhouder bleek waardoor de kraai zich toch steeds moest verplaatsen. ’Het is dat jij erbij was, anders…’ dreigt de kraai. ‘Oh, ben je onder de indruk van mij?’ vraag ik verbaasd. Volgens mij is er niet veel gevaar van mijn kant te vrezen. Als de kraai Sjaan had aangevlogen had ik er niks aan kunnen doen op die afstand. Volgens de kraai straal ik toch een bepaald gezag uit. Ik voel me gevleid. Ik leg de kraai uit dat Sjaan een jong dier is dat de wereld aan het ontdekken is. Ze is in een nieuwe fase beland en gaat vol jeugdig enthousiasme op verkenning. Ze zal nog wel vaker achter kraaien, meeuwen, eenden en ganzen aan gaan jagen, zeg ik. Dat is het spel. Bovendien vind ik dat deze kraaien zo weinig tegengas krijgen in deze buurt dat ze niet zo geërgerd moeten doen over een spelende pup. Een beetje mildheid naar jonge dieren moet kunnen. ‘Kijk maar uit met deze,’ waarschuwt de kraai, ‘deze maakt geen indruk.’ En ineens zing ik een toontje lager. Sjaan is en blijft een kleine hond. Als een roofvogel het maar niet in z’n bol haalt om…. (Op de foto is ze de onschuld zelve na haar kraaienavontuur...)