donderdag 28 januari 2010

De steenmarter (1)

In een rijhal voor paarden zit een ontzettend leuke steenmarter! Hij is vreselijk vrolijk en goedgehumeurd en vindt het hartstikke leuk tussen het plafond en het dak. Maar de paarden schrikken van het lawaai dat hij maakt als hij heen en weer rent.
Dat vertel ik de marter en hij vindt het erg lachwekkend dat die grote dieren bang zijn voor hem. Hij is trots op het lawaai dat hij maakt en hij vindt zichzelf erg snel.
Ik vertel de marter dat de paarden soms zo schrikken dat ze gekke bewegingen maken en dat er daardoor weleens mensen van het paard zijn gevallen.
‘Is dat erg?’ vraagt hij. ‘Nou, dat kan nogal zeer doen en het is niet de bedoeling van paardrijden.’
De marter antwoordt: ‘Ik zou ook nooit op een paard gaan zitten.’
Ik leg uit dat mensen dat dus wel doen en het leuk vinden en vraag of we tot een samenwerking kunnen komen. Op zich gaat het maar om een paar korte periodes op een dag dat er gereden wordt, vertel ik hem. Als hij op die momenten nou eens stil is?
De marter zegt dat hij dat wel kan. Doe je het ook, vraag ik hem. Ik krijg de indruk dat hij wel welwillend is. Misschien mede door het beeld dat ik hem geef dat de eigenaren van stal niet hun best doen om de marter weg te krijgen. Als hij nou es in ruil voor dit goede hotel stil is als er gereden wordt?
(wordt vervolgd; dit is vers van de pers dus ik weet ook nog geen uitkomst)

dinsdag 19 januari 2010

Nieuwe blog erbij

Zondag 17 januari ben ik begonnen aan een nieuwe blog. De titel is "Tolk tussen mens en dier".
Er staan korte verhalen op waaruit stukjes van gesprekken met huisdieren staan.
Je kunt hier klikken om op die blog te komen.

vrijdag 15 januari 2010

Gehandicapte dieren

Soms tref ik tijdens mijn werk als dierentolk gehandicapte dieren.
Met zwakbegaafde dieren is het vaak moeilijk om een gesprek te beginnen. Het begint al dat ze niet inhaken op mijn kennismakingspraatje. Het is dan even zoeken naar aanknopingspunten. Wat wekt de interesse in het dier op van waaruit we kunnen praten?
Vaak is het zo dat ik langzaamaan tot de ontdekking kom dat er niet zoveel in het koppie omgaat. En dat moet ik de eigenaar vertellen. Die is meestal opgelucht en had zelf ook al een vermoeden.
Ineens kan gedrag verklaard worden en het dier begrepen. Acceptatie en begrip dat het dier is zoals het is, maakt dat niet zulk fijn gedrag (niet leren van situaties, continu op schoot willen, veel blaffen, in huis plassen, onredelijke uitvallen naar medebewoners) beter verdragen kan worden.
Het kan ook dat de hersencapaciteit er wel is maar niet in werking treedt als het nodig is. Zo’n dier leeft in zijn eigen veilige wereld en raakt in paniek als de denkradertjes normaliter zouden moeten gaan werken maar dat bij dit dier niet doen. Het enige dat het dier kan doen is anderen weg blaffen of weg bijten. Of in een diepe stilte in zichzelf vallen en zich daarmee buiten de wereld sluiten.
En dan de hyperactieve dieren, de stuiterballen. Ook die zijn lastig om een gesprek mee te voeren want ze hipsen van de ene naar de andere plek. Ik moet op het nivo van diercommunicatie mijn trukendoos erbij halen om toch een goed gesprek met ze te kunnen voeren.

Net als wanneer mensen een gehandicapt kind hebben en daar op aangekeken worden (anderen zeggen dat ze de opvoeding altijd veel beter zouden doen), hebben mensen die een gehandicapt dier in huis hebben ook met andermans oordelen te maken. Maar ik vind het klasse om te zien met hoeveel liefde de zwakkere dieren opgevangen worden en hoeveel inzet mensen hebben naar zo’n dier.
Ondanks de liefde, zorg en aandacht voor zo’n dier speelt er ook een stukje verlies- en rouwverwerking mee. Er waren andere verwachtingen toen het dier in huis gehaald werd.

Hoe zit het met vrije dieren, vroeg ik me af. Onder hen tref ik geen gehandicapte dieren.
Ik vermoed dat solitair levende gehandicapte dieren het gewoonweg zelf niet redden. Gehandicapte dieren in grote kuddes zouden misschien nog wel een tijdje kunnen overleven omdat ze meegenomen worden door de zorgende groep. Maar ik vermoed dat het toch ook deze dieren zijn die als eersten ten prooi vallen aan roofdieren.

Voor aansluitende info, zie hier.

donderdag 14 januari 2010

De huismuizen en hun vermaak

Het communiceren met muizen en uitleggen wat de menselijke bewoner van het huis wel en niet tolereert, houdt me nu al een week bezig.
De beestjes willen het best goed doen en kennen inderdaad hun plek maar hun nieuwsgierigheid en levendigheid zijn zó gigantisch groot.
Vriendin Petra is er maar druk mee.

Eén blik in het boek Nederlandse spreekwoorden/spreuken en zegswijzen (eerste druk 1956) laat maar liefst 14 uitspraken over muizen zien. Muizen hebben mensen dus altijd beziggehouden en dat brengt mij bij mijn geliefde citaat van Prediker: er is niks nieuws onder de zon.

De kat en de rat



Vanochtend lag er een dode rat in het halletje. Ik was uitermate nieuwsgierig wat er gebeurd was tussen de kat en de rat. Niks schijnt te verdwijnen en het schijnt dat herinneringen niet in onze hersenen opgeslagen worden maar in een groter Veld. Volgens mij moet ik er dus achter kunnen komen wat er heeft plaatsgevonden tussen deze twee dieren. Ik vraag ze om de beurt naar hun kijk.

De kat laat meteen weten dat hij de rat aan ons wilde laten zien. Ze zegt dat ratten loeren. Ik weet van deze kat dat ze het als taak op zich heeft genomen om de omgeving ‘schoon te houden’. Ze beaamt dat dit inderdaad zo is en vertelt erbij dat haar zus gehandicapt is in het jagen. Te lomp. ‘Ik beweeg me als een veertje.’
Ze laat zien dat ze deze rat van achteren heeft gegrepen. Deze rat liep te dicht bij onze loopplank.
Ik vraag of er voor de kat een verschil is tussen een muis of een rat.
‘Het is hetzelfde principe,’ vertelt ze.
Ze is trots dat ze deze rat gepakt heeft en wilde ons laten zien waar ze ons voor behoed heeft.

Als ik contact maak met de rat vertelt hij dat het niet goed ging. Hij had honger en zocht eten.
Normaal gesproken kwam deze rat niet bij de trap en de loopplank maar honger dreef hem hierheen.
Hij geeft me het beeld dat hij als een roofdier rondsloop om te verkennen.
Ook hij geeft het beeld dat hij van achteren in de nek gegrepen is. Hij was te gefixeerd op de mogelijkheden van het schip om goed op te letten.
Ik vraag hem wat er gebeurde op het moment dat de kat hem greep.
‘Dan gaat het licht uit. Ergens anders ga je dan weer verder.’
Hij laat voelen dat de luchtpijp dichtgeknepen werd en dat er toen een knak was.
‘Dan weet je: het is hier gebeurd. Dan ga je verder.’
De rat vertelt nog wat rond te zweven. Daarna gaat hij door. Het lijkt of het nog niet zijn bedoeling was om te gaan: ‘Ik lette niet goed op. Het spel is afgelopen.’
Ik had de gelegenheid om het lichaam van de rat goed te bekijken en zag hoe mooi hij was. Met dat ik hem dat in een beeld meedeel, vertel ik hem ook dat mensen vaak bang zijn voor ratten en ze vies vinden.
‘Daarom laten we ons niet zien,’ vertelt hij. ‘Anders worden we verdelgd.’
De winter is zwaar in de zin dat er te weinig eten is.
‘Honger drijft je weg, maakt je onvoorzichtig.'
Stil blijven zitten en niet eten is hetzelfde als zelfmoord plegen, dus ratten moeten wel op stap, vertelt hij.
Hij zegt dat hij de tijd neemt om weg te gaan. Het ging hem allemaal een beetje (te) snel.
Net als bij het IJsselkonijn vraag ik wat ik met zijn lichaam moet.
‘Leg maar tussen de stenen en de struiken,’ antwoordt hij.

dinsdag 12 januari 2010

Kater als waarschuwer


Vorige week dinsdagavond liep er ineens een mauwende kater op ons schip. De andere katten en de hond reageerden nauwelijks op hem. Dat verbaasde me en ik ging zelf maar eens bij het dier kijken.
De onbekende kater liet zich uitgebreid aanhalen en verdween toen weer.
Omdat de andere dieren zo rustig bleven vroeg ik me af wat dit betekende. Ik besloot naar mijn werkkamer, de roef, te gaan om een praatje te maken met deze kater.
We hadden niks uit te wisselen, een ongebruikelijk fenomeen want zelfs met een teek is interactie mogelijk. Ik vond het zelf niet zo belangrijk dat ik het later nog eens probeerde. Wel zag ik dat er nog een kaars brandde en die blies ik uit toen ik weer vertrok uit de roef.
De volgende dag zag ik dat deze kaars, die ik had gebrand voor een speciale gelegenheid, zo lang had gebrand dat het kaarsenvet de doek eromheen al had bereikt.
Toch was het pas vrijdag dat ik me realiseerde dat ik ’s avonds die koude roef niet ingegaan zou zijn als die kater mijn aandacht niet had getrokken. En dan zou er brand ontstaan zijn.
De kater heb ik niet meer gezien.

maandag 11 januari 2010

De huismuizen (vervolg)


"Geen muis meer gezien! Wel een klein beetje gehoord, maar alleen achter de muren. Zouden ze soms vergaderd hebben en de brutale kleintjes tot de orde hebben geroepen? Zouden ze het misschien waarderen dat ze hier niet de dood ingejaagd worden? Toch bijzonder, dat muizen rekening met je houden. Piek, die de muizen wel lollig vond, vroeg zich af of ik ze niet stiekem ook wel waardeerde."

Zo begint de blog van Petra. Om verder te lezen, klik hier.

zaterdag 9 januari 2010

De huismuizen


Na een zomermaand van huis geweest te zijn, trof vriendin Petra muizen in haar huis. In september zijn er twee gesprekken met de dieren geweest en het is een tijdje aardig goed gegaan. Maar de uitbundige en baldadige diertjes maakten gebruik van weer een langere periode van afwezigheid en een week van hard werken in haar kantoor.
De uitdrukking ‘Als de kat van huis is, dansen de muizen’ is niet zomaar bedacht, blijkt wel weer.
Als de diertjes over de verwarming en door de kamer lopen, vraagt Petra of ik nog es kan babbelen met de muizen.


Er is één muis die wel wil praten en als woordvoerder wil optreden. Als dieren schuldgevoel hebben, dan is er bij dit dier een heel klein beetje te zien. Hij komt op mij over als een kleuter die weet dat ie fout zat en met een schuldbewuste grijns op het onvermijdelijke standje wacht.
Ik start het gesprek en zeg dat het uit de hand loopt.
'Wij hebben plezier. Feestje. Rennen. Lol maken.'
Ik leg uit dat de kasten en laden niet van hen zijn en dat Petra niet wil dat ze daar komen.
'Maar daar ligt juist eten.'
'Ze wil het niet, het is van haar.'
Ook vertel ik dat ze niet in het hok van Rumi mogen komen. Rumi is hetzelfde konijn als Mini, haar naam is alleen aangepast.
'Als zij niet in het hok is, zien wij geen probleem.'
Ook hier geldt: als het konijn van huis is … want Rumi neemt haar eigen maatregelen tegen de muizen. Maar ja, ze gaat vaak met Petra mee en is dus lang niet altijd op haar post.
Ik leg uit dat zij niet willen dat hun iets overkomt en dat Petra niet wil dat Rumi iets overkomt. Dat Rumi belangrijk is voor haar en dat ze geen ziektes wil.
Daar reageert hij op met 'okee, okee'.
Alhoewel deze muizen in september niet echt afspraken wilden maken, konden ze zich erin vinden dat ieder z’n eigen ruimte zou hebben. Nu laat hij een vrijpostig beeld zien, een feestjesgevoel.
Ik stel: 'Het is háár huis.' Pijnlijk discussiepunt, maar de muis gaat er nu niet op in.
Het voorstel van Petra is dat ze kunnen kiezen: naar buiten en daar gevoerd worden of binnen in een hokje en daar gevoerd worden.
Buiten zien ze nog steeds niet zitten en over een hokje zijn ze duidelijk: het eten zien ze wel zitten maar met z'n allen in een hok is te klein en dat wordt ruzie.
De laatste aanbieding van Petra is dat ze zich dan aan haar spelregels moeten houden: zich niet laten zien en horen en niet uit de kasten en verpakkingen snoepen.
Ik geef de muis het beeld van hun eigen geheime gangenstelsel in het huis en vraag wat ze van dit alles vinden.
'Streng.'
'Begrijpen jullie het?'
'Er is ruimte genoeg.'
'Maar ze wil het niet.'
'Ze vindt ons best leuk.'
'Dat komt omdat ze aardig en ruimhartig etc. is.'
Ik vraag of ze zich niet kunnen verspreiden over verschillende stadshuizen.
'En zachtjes doen? Alsof wij geen bestaansrecht hebben? In het stiekeme, teruggetrokken leven?'
'Ja.'
Inmiddels zit ik op de wip omdat ik weg moet en ik zeg dat ik nu geen tijd meer heb om te praten.
'Wij hebben altijd tijd.'
'Ja, maar ik nu niet.'
Ineens krijg ik de vraag of ik muizen heb thuis.
'Nee, wij hebben katten.'
Hij laat me weten dat ze katten 'fair play' vinden.
Mensen zijn geen partij voor ze. Daar worden ze baldadig van.
Katten daarentegen zijn een echt gevaar. Een eerlijk gevecht. Het houdt hen scherp.
Ik vraag of ze gif van de buurjongen willen. Die heeft namelijk last van muizengeluidsoverlast.
'Gif zien we niet zitten. Daar wordt je ziek van.'
En een val vinden ze oneerlijk.
Nogmaals: een kat is fair play. Dat is een taal die ze verstaan.
Nu is het afwachten hoe Petra gaat reageren.

Klik hier voor het eerste gesprek en hier voor het tweede gesprek met de muizen.

vrijdag 8 januari 2010

Nogmaals de Tsjechische hond Rosa

Het jaar 2010 begon ik met de Tsjechische hond Rosa.
Petra heeft op haar blog een vervolg geschreven.

dinsdag 5 januari 2010

De vinkjes


Na het verhaal van de merel zet ik maar voorzichtig in.
Maar de vinken laten meteen weten wel dankbaar te zijn.
Ze komen veel kwetsbaarder over dan de merel. Net of ze dichter bij de dood staan. Of het een snellere, kortere weg is.
Ze laten weten dat het met dit weer moeilijker voor hen is om voedsel te vinden.
Ik vertel dat ze niet helemaal op me moeten rekenen want het kan zo zijn dat ik het es vergeet.
‘Denk er maar aan dat er een netje hangt,’ hoor ik. Met andere woorden: doe je best maar.
Deze vinkjes komen bij mij veel vluchtiger, veel hipseriger over dan de merel.
Ik zal mijn best doen en voor de netjes zorgen …

De merel en het bijvoeren


Nu het zo koud is en er sneeuw ligt, let ik goed op dat ik twee keer per dag voer voor de vogels neerleg. De bomen bij het schip zijn nog niet gekapt dus de vogels vinden er hun plekjes nog.
Ik ben erg benieuwd wat de vogels van het bijvoeren vinden en als eerste benader ik de merel.
‘Moeten we je dankbaar zijn?’ is meteen zijn reactie. ‘Je doet opgeblazen. Zonder jou vinden we ook wel voedsel. Dit is alleen makkelijker.’
Bam! Die zit. Ik ben genoodzaakt even bij mezelf te rade te gaan en ik moet toegeven dat ik mezelf aardig goed vind dat ik er elke dag zo goed aan denk. Ik voel me inderdaad een weldoenster.
De merel gaat nog even door: ‘Wij blijven niet op één plek als er gebrek aan voedsel is, hoor. Wij zoeken verder.’
‘Zijn jullie niet blij met het voer?’ vraag ik.
‘Ja, je maakt het ons makkelijker.’
‘Maar het is geen werelddaad …?’ Ik word wat voorzichtig en bescheiden.
‘Denk je dat we afhankelijk zijn van jou?’
Ik gooi het maar over een andere boeg en zeg dat ik blij ben dat de bomen er nog zijn en de vogels dus ook.
‘Anders waren wij weg. We blijven niet kijken naar wat er niet meer is,’ antwoordt de bijdehante merel.
‘Nou, mag ik dan wel dankjewel zeggen dat jullie er nog zijn?’ vraag ik hem. ‘Want ik geniet wel van jullie.’
‘Dat mag je,’ is zijn simpele antwoord.
Sjongejonge, een standje van een merel … even mijn ego gedimd …


We zijn nu een paar dagen later en ik zie meer merels dan ooit. Dus ze zijn best heel blij met het voer. Het dier wilde me alleen een toontje lager laten zingen. Nou, ik heb het begrepen, hoor!

De konijnen en het hoge water


Het water van de IJssel stijgt en dat wil zeggen dat de uiterwaarden vol water lopen.
Minder land dus voor de konijnen, die ik de afgelopen dagen heerlijk door de sneeuw heb zien rennen.
Als ik vraag hoe ze de sneeuw ervaren overdag, hoor ik dat ze heel stil zitten, al of niet bij elkaar en dat ze weinig energie verbruiken overdag.
Als het schemerig wordt is de wereld hun terrein! Ze rennen heen en weer en dat is aan hun sporen in de sneeuw de volgende dag goed te zien.
Ze maken zich geen zorgen of ze ingesloten zullen worden. Als het moet rennen ze door het water heen, hoor ik. Hun enorme levenslust drijft ze desnoods door plassen als ze verderop land zien.
Mijn zorg dat het water snel stijgt, lijken ze niet te delen.
Hun optimisme is enorm.
Als ik nog een zorg heb en me afvraag waar ze moeten overnachten als de bekende holen vol water zijn, hoor ik: ‘Er zijn zoveel plekjes!’
Ze laten me laaghangende struiken zien waar ze een holletje creëren en geven me daarbij het gevoel van warmte en rust. De aarde je thuis.

maandag 4 januari 2010

De zeeleguaan


De zeeleguaan staat niet te popelen om contact met mij te hebben maar wil me wel ter wille zijn.
Ik had de foto goed bekeken en de ogen aan weerszijden trokken mijn aandacht. We gaan spontaan onze verschillende manieren van kijken uitwisselen.
Het recht vooruit kijken van mij, voelt voor de zeeleguaan heel gek. Doordat ik via hem meekijk, voel ik dat onze manier van kijken voor hem hetzelfde voelt als wanneer wij met beide ogen naar elkaar kijken.
Dan mag ik zijn ogen ervaren. Het lijkt erop dat deze leguaan oog voor oog kijkt. Eerst links, dan rechts. Alsof de ogen los van elkaar kijken. Alsof ze om de beurt langzaam de omgeving scannen. Eerst de ene kant bekijken, dan de andere kant.
Als ik probeer af te dwingen dat de ogen gelijktijdig kijken, botst het steeds in het midden van mijn hoofd. Er ontstaat een soort kortsluiting.
Ik vraag hem naar de zon en hoor dat de zon weldadig zijn lijf intrekt. Van boven trekt het als een langzame vlek zijn hele lijf in. Langzaam maar zeker.
Op de tv had ik een documentaire over de Galapagos eilanden gezien en ik begreep dat deze dieren naar boven klimmen om hun eieren te leggen. Het vinden van de juiste plek gaat met nogal wat onderling geweld gepaard.
Omdat ze normaal gesproken vredig met elkaar in de zon liggen, vraag ik de zeeleguaan hiernaar.
Hij legt uit dat er geen samenwerking is als het om eieren leggen gaat. Het is ieder voor zich en de sterkste overwint. De zwakkeren planten zich niet voort.
Ik vertel hem dat ik ook zag dat het nogal es mis gaat als ze de helling afgaan. Veel leguanen glijden uit en sterven.
‘Ook hier is het: de sterksten overleven. Met een zwak lichaam redt je het niet.’
Ik vertel hem dat wij mensen voor de zwakkeren zorgen. De zeeleguaan is duidelijk: zorg voor elkaar zit niet in hun systeem.
‘Wij leven ons leven. Wij zorgen niet voor elkaar.’
‘Zou je het willen?’ vraag ik.
‘Nee, het hoort niet bij ons. Wij doen waar we voor zijn gemaakt.’
Ik vraag hem of hij gelukkig is en besef meteen dat dit waarschijnlijk een echte mensenvraag is.
Hij antwoordt door me te laten ervaren dat hij op een heerlijk zijnsniveau leeft. Er is harmonie.
‘Ik doe wat ik doe en dat is goed,’ hoor ik.
Hij laat me het beeld zien van zee, strand, rotsen, zon en het geluid van de branding. Ondertussen functioneert het in zijn hoofd allemaal heerlijk slow.

vrijdag 1 januari 2010

De Tsjechische Rosa

Het jaar 2010 begin ik met een verhaal dat een ander geschreven heeft.

Zie HIER

Dit verhaal is de afgelopen maand door meerdere mensen mee-beleefd, waaronder ik.
Het maakt een uitstapje van vrije dieren naar dieren die veel leed met zich meedragen.