‘Ik heb je lichaam vanochtend onder de tafel gevonden,’ vertel ik.
‘Ja, dat ging niet goed,’ hoor ik.
Het is net zo goed mogelijk om met overleden dieren te praten als met dieren die er fysiek nog zijn en ik ben benieuwd wat er in de muis is omgegaan die laatste periode hier.
‘Ik zag ‘m wel. Je moet dan stilzitten en ondertussen kijken hoe je weg kunt komen. Als de kat beweegt als ik bewogen heb, moet ik weer heel stil zitten,’ legt hij uit.
‘Wat denk je dan?’
‘Het is echt een spel! Je moet zoeken naar het moment dat de kat is afgeleid en dan wegschieten.’
Hij geeft me het beeld van een kattenpoot voor zijn snuit. ‘Als je dan in je nek of schouders gegrepen wordt, weet je dat het over is,’ vertelt hij rustig. ‘Ik geef me snel over.’
‘Zit je ermee?’
‘Welnee, ik ga op zoek naar een nieuw muizenlijf.’
‘Wat is er zo leuk aan muis zijn?’ vraag ik nieuwsgierig.
‘Lekker buiten rennen. En slapen. Buiten rennen en slapen, in de grond. Wij hebben het heel leuk met elkaar.’
‘En de katten?’
‘Ja, dat weet je …’
‘No hard feelings?’
‘Helemaal niet!’
Toen ik het gesprek afsloot moest ik glimlachen om het opgeruimde karakter van het muisje.
En toen ik me realiseerde dat dat wel een gekke benaming is voor een net overleden dier, dacht ik: ‘Het karakter van het beestje zal nooit opgeruimd zijn want in de kosmos gaat niks verloren en hij gaat gewoon weer verder met dit karakter.’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten