dinsdag 14 december 2010

De oehoe

Deze oehoe is geen vrij dier en hoort dus eigenlijk niet op deze blog. Maar zijn innerlijke vrijheid maakt dat hij er weer wel past.
Ik trof hem op straat, bij een roofvogeldemonstratie. Het kunstje was van hand naar hand vliegen en elke keer als hij op de hand landde, kreeg hij een stukje vlees.
Pas twee dagen nadat ik hem gezien heb, heb ik tijd om contact te maken. Het dier laat meteen een rusteloosheid zien. ‘Ik kan veel meer dan dat ik nu doe,’ zegt hij. Het is duidelijk dat ook hij zijn capaciteiten niet ten volle kan benutten. Het stilzitten is geen probleem, laat hij weten, maar zijn zintuigen stuiten op muren. Ik vermoed dat hij ergens binnen zit, in een kooi ofzo en dat zijn zicht en gehoor letterlijk op muren stuiten. Dat geeft wat innerlijke onrust. Hij laat zien dat een uil die buiten in vrijheid leeft, al zijn energie in vrijheid kan laten gaan. Gevangen dieren stuiten dus op grenzen. Iets dat ik bij de dierentuindieren ook merkte.
Ik vraag hem hoe hij het contact met de mensen vindt. ‘Ze vinden zichzelf heel wat. Maar het is niet hun verdienste wat ze met ons bereiken. Ik ben af en toe dwars. Dan doe ik mijn eigen zin.’ Dat laatste had ik al min of meer begrepen tijdens de show. Het dier had die week een invaller gepikt en tijdens de show ging hij een keer uitgebreid in het midden op straat zitten om es rond te kijken.
Ik geef hem het beeld van het pikken naar iemand en hoor terug: ‘Ze weten dat ze rustig moeten blijven. Als ze boos of ongeduldig doen, dan krijgen ze een haal.’ Daarbij krijg ik het idee dat het ongeduld al opgemerkt wordt door de vogel voor het bij de mens naar buiten komt. Het bezorgt mij weer lachkriebels want ik zie het al helemaal voor me. Onze ara heeft ook al veel eerder door dan wij wanneer iemand knorrig of ongeduldig is. Hij zal zich dan ook niet laten aanhalen door iemand die niet 100% rustig is. Zeer zuivere antennes dus, die vogels!
‘Ik ben geen slaaf,’ vervolgt de oehoe. ‘Ik wil mensen best de eer geven maar de keus om het te doen ligt bij mij.’
Ik zend hem het beeld dat hij tijdens de show eten kreeg en hoor: ‘Het eten krijgen is een afspraak tussen elkaar.’ ‘En als je het niet krijgt?’ ‘Dat is schending van het woord.’ Ik weet van de vrouw dat ze vogels altijd voer geven als ze op de hand landen en ik hoor nu dus van de oehoe dat hij daar ook vanuit gaat. Het is onderdeel van de afspraak.
‘Klopt het dat een dier altijd zelf zijn plaats kiest?’ vraag ik hem. ‘Ja, maar ik hou wel wat eigen streken.’ Ik grinnik inwendig. Dat lijkt me een mooie eigenschap van deze oehoe die hij lekker voor zichzelf houdt. ‘Moet jij ook es doen,’ hoor ik, ‘Vlieg ook es uit! Gooi es wat belastende dingen weg! Of heb jij ook gekozen voor gevangenschap, zoals ik?’ Nou zeg, wat een confrontatie ineens! Het ging toch over de oehoe? Ik herstel mezelf en beloof de oehoe later over zijn opmerking door te denken.
‘De lol is dat de mensen denken dat ze ons hebben,’ laat de oehoe weten, ‘Maar wij bepalen zelf. Als ik niet meer wil, eet ik niet meer.’ Wegvliegen kan ook maar vaak hebben de vogels zenders en worden ze wel weer opgespoord. Als een vogel, ondanks zijn keus om in een valkerij terecht te komen, toch niet meer wil dan is voedselweigering een krachtig middel om niet meer mee te doen. Het weer wel gaan eten overigens ook, vult de oehoe aan.
Ik vertel de oehoe dat ik bezig ben een boek te schrijven en ik vermoed dat hij er ook wel een plaatsje in krijgt. ‘Ik wil wel in het boek,’ hoor ik.

Het eerdere gesprek met een andere uil sluit mooi aan.

dinsdag 30 november 2010

Boek: Dierentuindieren aan het woord

Een heerlijk boek om te lezen!
Laat je meenemen in de wereld van de dierentuindieren ...

Karina de Jong-Kamstra
ISBN 978-94-6015-028-9

maandag 22 november 2010

Onverdoofd ritueel slachten

Er is nogal wat te doen over de rituele slachtingen zonder verdoving. Ik ben erg benieuwd hoe de dieren dit zelf ervaren en schreef aan vriendin Petra: “Ik ga zo iets gewaagds doen: kreeg beelden door van rituele slachting zonder verdoving. Eens kijken of ik kan achterhalen wat zulke schapen en koeien dan meemaken. Geen idee wat dit soort dieren ervan vindt. Nou, als je over drie uur nog niks van me gehoord hebt, ben ik gevloerd van ellende...”
Een uur later stuurde ik haar de volgende mail: “Aparte gewaarwording! Niets is wat het lijkt. Ieder schaap (tenminste, dit soort vlees/fokschapen) weet waarvoor het gebruikt wordt. Wat ik zag toen ik me op de schapen focuste was dat de mensen rondom hen geen banden met ze aangaan. Omdat ze weten dat deze dieren geslacht gaan worden. Daarom zijn mens en dier van elkaar geïsoleerd, gevoelsmatig, op betrokkenheidniveau.
Deze schapen weten dat ze zich moeten opofferen om tot zuiver offer te kunnen dienen. Ze zijn al uit hun lijf voor ze doodgemaakt worden, zag ik! Ze worden meteen opgevangen door allemaal lichtwezens die ze langs een soort van lange rij lichtwezens verder leiden.
De runderen is een iets ander verhaal. Dat gaat te langzaam, die dood.
Toen ik erover doorvroeg kreeg ik een verbaasde reactie, zo van: ‘Dat weet jij toch! Jij bent hier toch vaak!’
Wat ik begin te geloven (heb dat ook al eens uit een eerder beeld gehaald) is dat er een flink aantal lichtwezens 's nachts continu rond en in die slachthuizen aan het werk zijn om de dierenzielen die uit het lichaam zijn maar nog ronddolen daar, naar het licht te leiden. Het zou me dus niks verbazen als ik (mijn lichtwezen) daar ook regelmatig 's nachts aan het werk ben. Net als dat ik wel eens de indruk had nachtenlang bij eenzame paarden in stille stallen tot steun te zijn. Het voelde in elk geval heel vertrouwd en ik had ook een gevoel van 'handen uit de mouwen en aanpakken'. Veel werk te doen.
Dus: wat we zien zijn monsterlijke slachtingen en lichamen die nog natrekken.
Wat we niet zien is de enorme zorg rond die zielen.
Tijd is daar een ander gegeven. Kan ik niet goed definiëren, maar tijd in de zin van onze tijd is niet van belang.
Deze ervaring maakt weer dat ik heel anders ga kijken naar dingen... we zien zo beperkt! We kijken zo klein.
Nou, even verwerken. Dit is echt anders kijken!”

donderdag 18 november 2010

De bruine beer in Alaska

Ik heb net de kodiakbeer uit de dierentuin gesproken en ga daarna naar deze beer.
Die vindt al vrij snel dat ik loop te zeuren en vraagt wat ik wil. Hij lijkt een run tegen de tijd te voeren en denkt, net als de kodiakbeer, alleen maar aan eten.
Hij vindt dat hij nog te weinig voedsel binnen heeft en wil een dikkere laag om de winter door te komen.
‘Lukt dat?’ vraag ik belangstellend.
‘Niet als jij loopt te drammen.’
Het is duidelijk, ik moet deze beer niet storen op dit moment.

zondag 14 november 2010

De aap uit de opvang

Het contact met dit dier past op geen van mijn blogs omdat het hier gaat om een aap die in de opvang zit. Geen echt dierentuindier dus, geen huisdier en geen vrij dier. Daarom een vermelding op alle drie de blogs omdat het toch raakvlakken heeft.

Als ik me voorstel aan dit dier, krijg ik onzekerheid door: ‘Ik ken je niet.’
Dat beaam ik en ik geef de aap alle tijd om mij te bekijken. Ik vind dat ik meteen open kaart moet spelen tegenover haar en vertel dat ik contact maak omdat zij gebruikt wordt als voorbeeld in verband met haar traumatische verleden. Mensen vinden haar collectief zielig.
‘Ik leef NU,’ is meteen haar reactie. ‘Zij leven in/met mijn verleden maar ik leef NU.’
Ze laat me ervaren dat ze met haar ervaringen van jaren in het nu leeft. Ze geeft door zich fragiel te voelen, gekwetst en gehandicapt, maar: ‘In het NU.’
Ze weet me duidelijk te maken dat ze, in tegenstelling tot mensen om haar heen, niét meer teruggaat naar het verleden. ‘Maar het heeft me wel gevormd. Met die ervaringen ben ik in het nu.’ Voor haar is er geen weg terug en ik voel dan ook geen enkele aandrang om het met haar over haar verleden te hebben.
De ervaring die ze me laat voelen, vind ik overweldigend en ik verzucht min of meer onbewust: ‘Hoe moet ik dit nu verwoorden op mijn blog?’
‘Verwoorden?!’ hoor ik meteen, ‘Wat een beperking!’ en ik weet direct wat ze bedoelt. Als je iets in woorden duidelijk probeert te maken, ‘vang’ je het. En vangen en gevangen zijn is nou net wat dit dier achter zich heeft gelaten.
Ze laat me voelen hoe vrolijk ze is en laat me nogmaals weten dat mensen vastzitten in haar verleden.
Omdat ik begrijp wat ze me duidelijk wil maken, word ik net als haar heel vrolijk. In mijn beeld trekt ze me naar zich toen en zo zitten we een tijd heel gemoedelijk tegen elkaar, onze energieën even één te laten zijn.
Ik laat haar in een beeld zien dat ze bij de opvang een hands-off beleid hebben. ‘Ze zijn gek,’ reageert ze nuchter. ‘Ze beperken zichzelf.’ Ik leg haar uit dat ze de getraumatiseerde dieren met hun negatieve menservaringen echt dier willen laten zijn. ‘Wij kunnen onderscheid maken,’ zegt ze. Ze weet donders goed wanneer iemand het goed of slecht met haar voor heeft. Nu laat ze wel even iets van haar verleden zien: de mensen die haar opgesloten hebben wisten niet beter of wisten zich geen raad met de situatie. Vanuit haar is er geen enkel verwijt. Het is een mildheid die ik vaker bemerk bij dieren.

Na dit gesprek met haar heb ik ontzettende pretogen en veel plezier. Zo’n dier toch! Laat zich niet vasthouden door het verleden! Als ik het in een beeld zou kunnen zetten, dan zie ik inderdaad een fragiel, gekwetst en op een bepaalde manier gehandicapt dier. Maar de weg voor haar ligt open. Het verleden loopt achter haar aan als continue factor maar het is op afstand. Het raakt haar niet en haalt haar niet in.

Noot: Wie Air Miles spaart kan ze overmaken naar St. AAP. Ze kunnen het daar goed gebruiken! Natuurlijk is het ook mogelijk om donateur te worden. Daar wordt de wereld een stukje mooier en blijer van …

dinsdag 9 november 2010

De mestpieren

Permacultuurdeskundige Helma Röell heeft een compostbak met mestpieren. Weer een leuke uitdaging voor mij.
Ik krijg meteen door dat ze aan het werk zijn en liever niet gestoord willen worden. Het verbaast me dat ik het woord ‘werk’ doorkrijg en vraag daarop door.
‘Wij weten heel goed wat we moeten doen.’
Ik heb helemaal geen achtergrondkennis van dieren waarmee ik contact zoek dus vraag ik wat het is dat zij moeten doen.
‘De grond(stoffen) omzetten.’ Daarbij geven ze het beeld van eten-uitscheiding-eten-uitscheiding. Het doet me denken aan de pissebedden die het erover hadden dat ze alleen maar eten en poepen en daar zo’n plezier in hebben.
Deze mestpieren laten zien dat zij de grond bewerken en regenwormen de grond omwoelen.
Elke beweging binnen de composthoop is onrust voor ze. Ze doen hun werk het liefst in stilte en rust. ‘De beweging is aan ons, niet aan de omgeving.’
Ik vertel dat Helma erg blij is met ze. De pieren laten overduidelijk voelen dat Helma het blij zijn met hen maar moet doen zonder dat zij er last van hebben. Een duidelijk geval van een niet wederzijdse relatie …
Het begrip ’blij zijn met’ komt sowieso niet binnen bij ze: ‘Het is onze taak.’ Hierin zijn ze heel plichtsgetrouw. Het is wat ze hebben te doen en waarom ze er zijn. No more.
Ik vertel de pieren nog even dat er een workshop Wormencompostbak maken aan zit te komen en dat de deelnemers dan een zakje wormen meekrijgen. Hoe zouden ze vervoerd willen worden?
Dat is duidelijk: in het donker met zo min mogelijk beweging van buitenaf.
En nu vinden ze dat het gesprek ook wel lang genoeg geduurd heeft. Ze geven duidelijk aan weer alleen/met rust gelaten te willen worden.

woensdag 6 oktober 2010

Olifanten en de Ganpati Spirit

Dit filmpje hoort hier niet helemaal thuis omdat het over dierentuindieren gaat. Maar het hoort er ook weer wel thuis omdat vrijheid niet alleen in je lijf zit maar ook in je hoofd.
Op 4 oktober ging ik met Petra Maartense (film) en Adri van den Bos naar de olifanten in Emmen!

dinsdag 28 september 2010

maandag 27 september 2010

Bijenmissie

We hebben op 26 september de Toekomstprijs gewonnen met het voorstel een Bijenlint aan te leggen in Zutphen.
De volgende dag sprak ik zowel de honingbijen als de solitaire bijen:

“Er is verdeeldheid,” merken de honingbijen meteen op. Ik schrik ervan want ik ben nog in de lekkere roes van de vorige dag waar we weliswaar gewonnen hebben maar waar geen competitiesfeer hing van ons uit. Er waren veel mooie initiatieven.
Mijn volgende reactie is dat ik het begrijp. Het is niet de bedoeling dat er rond de bijen concurrentie gaat ontstaan, een welles-nietes over oorzaken van de bijensterfte, een beter weten of elkaar aftroeven met kennis. Het gaat om samenwerking en eenheid.
Ik vraag net als in een eerder gesprek wat ze nodig hebben en krijg als antwoord: schone kasten, voedsel, een gezonde wereld.
“Besteed zorg en aandacht aan ons.”
En weer: “Kom niet in de verleiding van de verdeeldheid!”
Dan vertellen ze dat ze de winter goed willen doorkomen. Daarvoor hebben ze warmte en rust nodig.
Ik laat in een beeld de dag van gisteren zien en dat we de Toekomstprijs hebben gewonnen.
“Wij waren er,” hoor ik in alle rust en meteen zie ik ze in mijn beeld achter onze kraam en bij het moment van de prijsuitreiking achter ons. Als steun in de rug.
En weer geven ze mij het beeld dat ze door mijn hoofd uit mijn mond vliegen zodat ik hun woordvoerder ben. Ben ik zo verrekte hardleers dat ik dit beeld wéér nodig heb?
Ik herlees uit een gesprek met hen op 13 mei 2009: “Ze zoeken kanalen bij mensen om door te dringen.”
En op 22 mei 2009: “Je moet het vertellen aan mensen maar maak er geen gevecht van. Vertel elkaar verhalen, maak plezier en wees blij. Tip dingen aan bij mensen en laat het dan weer los.”
De honingbijen voelen voor mij als een warme groep om ons heen om door te gaan met het realiseren van het Bijenlint!

Dan naar de solitaire bijen (ik blijf moeite houden met het woord ‘wild’ als het om dieren gaat).
Die vertellen meteen dat de honingbijen de woordvoerders zijn, meer een groep. ‘Maar,’ zeggen ze, ‘de een kan niet zonder de ander.’ Beide soorten bijen zijn dus nodig.
Ze vragen om variatie in planten het hele jaar door en vertellen dat zij minder aandacht hoeven dan de honingbijen. Ze willen ook niet zo in de picture dus we laten het gesprek hierbij. Het verhaal is duidelijk en sluit aan bij het vorige gesprek dat teveel fysieke aandacht niet zo op prijs gesteld wordt.
Toch vraag ik nog even of zij er toevallig gisteren ook waren en ik zie hen een eind verderop vliegen, weer als losse stipjes in de ruimte maar zeker aanwezig.

Vanaf vandaag voelt het Bijenlint voor mij als een missie. Als dieren roepen, is er geen verzet mogelijk.

(Op de foto filmt Petra de bijenhotels-makende Helma)

woensdag 8 september 2010

Wilde bijen

Ik ben in Zutphen betrokken bij de campagne Zutphen Bijenstad. Eerste actie was zaadjes verkopen, daarna hebben we op het 15jarig LETSfeest bijenhotels gemaakt met elkaar, er ligt een projectvoorstel om een bijenlint door Zutphen aan te leggen (waarbij diverse wijken, organisaties en gemeente/politiek bij betrokken zijn/worden) en we dingen mee naar de Toekomstprijs 2010.
Maar wat vinden de bijen zelf? Ik sprak ze vlak voor we bijenhotels gingen maken op 4september:

De wilde (solitaire) bijen laten als eerste weten dat honingbijen hetzelfde risico lopen als mensen in overbevolkte gebieden: als daar een ramp gebeurt, zijn er ineens een heleboel weg.
Wilde bijen laten zichzelf meer verspreid zien. Ze laten honingbijen zien als een gesloten cirkel en zichzelf als losse stipjes in de ruimte. Ze noemen zichzelf ‘dragers van de toekomst’.
‘Alle aandacht gaat naar de geciviliseerde/gedomesticeerde bij (ze bedoelen dus honingbij),’ zeggen ze, ‘Maar als groep zijn ze heel kwetsbaar.’ De wilde bijen laten zien dat bij hen minder kans op uitsterven is doordat ze zich individueel verspreiden.
Ik vraag ze wat ze ervan vinden dat mensen actief bezig zijn om bijenhotels te maken, plekjes waar diverse wilde bijensoorten kunnen nestelen en overwinteren.
‘Zet het neer en laat ons dan met rust,’ antwoorden ze. ‘Creëer diverse plekken en houd dan afstand.’
Ik krijg het idee dat ze uitrustplekken voor vermoeide reizigers een heel goed idee vinden maar dat teveel aandacht verder niet op prijs gesteld wordt.

Het gesprek met bijen in april is hier te lezen.

woensdag 28 juli 2010

Een getraumatiseerde egel (2)

De vrouw rond wier huis deze egel woont, heeft meteen na het contact met de egel een healing aangevraagd bij Huna Healing Hut. Een week geleden mailde ze: “Wat betreft mijn getraumatiseerde egel: Die trof ik gisteren met de snuivende elk aan een kant van het voerbakje. Weliswaar in bevroren houding, maar wel getweeën.”
Ik ben dus heel benieuwd hoe ik de egel nu aantref!
Mijn eerste indruk is dat het dier véél rustiger is. Hij laat zien dat de plaat, de schuif die hij opgetrokken had, aan diggelen is. Het lijkt erop dat hij veel meer om zich heen kijkt.
Ik vraag hem hoe het was om dicht in de buurt van de andere egel te zijn en krijg door dat het eng was maar dat hij hem niet als gevaar ziet. Hij kan de rust en de vrolijkheid van de andere egel voelen.
‘Ik voel me opgenomen,’ hoor ik. Hij laat zich aan mij zien als dat hij meer rondkijkt en meer een open blik heeft.
Ik vertel hem van de healing en hoor: ‘Dank jullie.’
Nogmaals laat hij voelen dat hij veel rustiger is en dat voelt een stuk fijner aan!

donderdag 1 juli 2010

De jonge orka

Natuurlijk ben ik heel nieuwsgierig naar de jonge orka die momenteel in het Dolfinarium wordt opgevangen en ik besluit contact met haar te vragen.
Meteen wordt me duidelijk dat ik met een wijs dier te maken heb, een oude ziel.
Ik vraag haar wat er is gebeurd en waarom zij hier is. ‘Ik heb me losgemaakt van de groep. Ik heb een taak te doen,’ is haar antwoord. Ze voegt eraan toe dat haar moeder ervan wist en haar weliswaar met pijn heeft laten gaan maar dat het goed is zo.
Natuurlijk wil ik graag weten wat de taak is die zij op zich genomen heeft.
‘Er zijn nu heel veel mensen rondom mij. Die zullen moeten samenwerken om mij in leven te houden. Ze hebben elkaar nodig om dit voor elkaar te krijgen. Ik heb me vrijgemaakt om de mensen deze kans te geven.’
Dit antwoord ontroert me en ik vraag: ‘Waarom zou je dit doen?’
‘Om de mensheid te helpen de wereld een stukje hoger te tillen. Als ze dit samen voor elkaar krijgen, geeft dat een enorme samenwerkingsboost. Als de samenwerking hapert en ik sterf, dan is het een gemiste kans geweest.’
Ze voegt eraan toe dat iedereen deze informatie mag weten. Het is geen geheim.
‘Ik zal mijn weg in de oceaan weer vinden. Ik ben innerlijk sterk en voeg me weer bij de groep als het kan. Maar het is aan de mensen of ik daar kom.’
Het komt af en toe voor dat ik zo’n groot, wijs dier tref dat ik de neiging krijg een buiging te maken. Bij dit dier is dat ook zo. Er hangt een wijze stilte om haar heen. De zet is aan de mensen.
Als ik afscheid van haar wil nemen, zegt ze heel eenvoudig: ‘Dat hoeft niet. De lijn blijft.’

dinsdag 29 juni 2010

Een getraumatiseerde egel

Dit is de andere egel die in de tuin in Duitsland rondloopt. Ik ontvang deze mail bij de foto:
“Deze egel beweegt zich als een bezetene door de tuin. Hij rent echt & crasht overal doorheen, of de duivel hem op zijn hielen zit. Als hij schrikt, blijft hij stokstijf stil zitten, maar rolt zich niet op. Vorig jaar kwam ik hem voor mijn huis tegen, hij schrok & ging in de hoek tussen de muur en de schutting van de buren staan - zoals een kind zich verstoppen kan door zijn ogen dicht te doen. De buren hebben voor ik hier kwam wonen een jonge egel, die naast zijn doodgereden moeder zat, van de straat gevist & hem in de schuur de winter door geholpen. Door zijn wat afwijkende gedrag vroeg ik me af of dat deze egel was, vandaar.”
Als ik contact maak, zie ik meteen twee grote ogen en valt er stilte. Nog meer stilte. Ongebruikelijk voor een diercontact. Ik mompel: ‘Jij begrijpt iets niet …’
Hierop kijkt hij me met blokkerige, grote verschrikte ogen aan. Naar mijn idee schiet hij weg bij elk geluid.
Ik geef het beeld van een jonge egel en dan voel ik eenheid en harmonie bij hem. Als ik het beeld geef van een overreden moederegel met een klein egeltje ernaast, voel ik meteen dat er ergens in zijn koppie een schuif voor gaat. Alsof op dat moment zijn ontwikkeling gestopt is. Het lijf is wel gegroeid maar het koppie van binnen niet. Net of hij er niks nieuws heeft bij geleerd nadien.
Ik vraag of hij wel eens andere egels opzoekt maar hoor: ‘Je kunt ze kwijtraken.’
Het is uitermate duidelijk dat de verbinding tussen hem en andere egels weg is. Ik weet dat ze solitair leven maar ondanks dat kan er toch verbinding zijn tussen de soortgenoten. Deze egel voelt aan of hij altijd bang en opgejaagd is. Alsof hij bevriest bij gevaar.
Ik vraag hem of hij begrijpt dat mensen zich over hem hebben ontfermd en ik voel dat deze egel niet de juiste connectie heeft gevonden bij mensen. Hij geeft het gevoel alleen op de wereld te zijn.
Ik laat hem in gedachten in aanraking komen met de andere egel en ga met hem naar de gemoedelijkheid van die egel. Het vindt totaal geen aansluiting bij deze egel. Het enige dat ik voor hem kan doen is de juiste hulptroepen voor hem vragen om hem weer te helen, zodat hij wellicht zijn verdere leven ook in harmonie kan leven.

N.B. De jonge kameel gaf ook al aan dat er zonder de moederkameel geen verbinding met soortgenoten zou zijn.

maandag 28 juni 2010

De egel en mijn egovraagstuk

Dit egeltje is gefotografeerd in een tuin in Duitsland. In mijn kennismaking met hem geef ik het beeld van twee landen en dat hij voor mij over de grens zit. Meteen hoor ik: ‘Ik begrijp grenslijnen niet. Iedereen mag zelf weten waar hij is.’
Ik vraag hem wat hij zoal doet ’s avonds en het antwoord is dat hij zijn neus achterna gaat. Hij laat zich schuifelend over de grond zien in best een groot gebied, vindt hij. Ik heb het idee dat hij een bepaalde ronde heeft, in een voor hem bekend gebied waar hij graag elke avond opnieuw in gaat snuffelen.
De vrouw van dit huis zet altijd wat voer neer en deze egel neemt het graag aan. ‘Het is voor mij,’ vertelt hij. Het gevoel dat hij me daarbij geeft is heel bijzonder: hij aanvaardt het in stille, genoegzame dank. Na het opeten schuifelt hij rustig verder.
Omdat een andere egel doorgaf dat mensen onbehouwen kunnen zijn, vraag ik deze egel hoe hij de vrouw ervaart. ‘Ze is voor mij geen bedreiging.’
In beeld geef ik bedreigende situaties door en ik zie dat de egel zich oprolt. Hij legt uit dat oprollen niets anders is dan slapen. Je bent even ‘van de wereld’.
Net als de vorige egel komt dit diertje heel gemoedelijk bij me over. Beiden geven zo’n harmonieus en vrolijk gevoel door dat ik me (weer) afvraag hoe het zit persoonlijke eigenschappen van vrije dieren. Hebben ze een ego, dat stuk in de mens waarvan we zeggen dat het ons ik is maar waar we in feite een hoop last van hebben?
‘Ik doe wat ik moet doen,’ hoor ik.
Deze opmerking knalt naar binnen bij me. Dát is het! Vrije dieren doen wat ze moeten doen. Doen waarvoor ze geschapen zijn. Een egel gaat niet voetballen maar doet gewoon zijn egeldingen. Daarom zijn ze perfect. En daarom zijn mensen die hun ware levensdoel gevonden hebben gelukkig en leven ze in harmonie.
In mijn enthousiasme bedank ik de egel uitdrukkelijk maar hij schuifelt al weg, niet onder de indruk van het inzicht dat hij mij gegeven heeft. Hij is gewoon egel.

woensdag 23 juni 2010

De school vissen (prooidieren)

Er komt een reactie op de visjes: “Blijft natuurlijk de vraag wat er gebeurt als het voorste visje het mis heeft, en daardoor alle visjes de verkeerde kant op stuurt. In de bek van een snoek, bijvoorbeeld. Dat gebeurt kennelijk regelmatig. Waar denk je anders dat snoeken van leven?” De schrijver van deze opmerking suggereerde ook: “Dat lijkt me een fout in het systeem.”

Doordat ik inmiddels 120 soorten dieren gesproken heb, kan ik wel een antwoord geven maar het is het eerlijkst om de opmerking eerst aan de visjes voor te leggen. Ik hoor: ‘De splitsing zorgt ervoor dat een deel als voedsel kan dienen en een deel verder gaat. Er bestaan geen fouten in de natuur. De een dient als voedsel voor de ander.’
Ik zoek deze blog nog eens door en beland in september bij de leeuw: “Je dacht dat het gesprek over prooidieren ging. Maar dat is al een uitgekookte zaak. Je weet al hoe dat zit. We gaan nu verder. Het gaat over leiderschap.”
De zebra, ook in september: “Ik vertel dat iemand me kortgeleden heeft verteld over de bevindingen van Michael Roads over roofdieren en hun prooi: ze hebben een soort afspraak met hun aanvaller en verlaten hun lichaam zodra ze geen kans meer hebben te ontsnappen. ‘Ja, dat weet je,’ antwoordt de zebra. ‘Het is geen probleem. Het is inderdaad een kwestie van snel je lichaam verlaten.’ Ze zegt dat mensen daar niet zo dramatisch over moeten doen. That’s life.”
De krekels in juli, die we voerden aan de jonge gierzwaluw: “Ik vertel dat wij er moeite mee hadden en dat het ons behoorlijk begon tegen te staan. ‘Jullie moeten niet zo moeilijk doen. That’s life. Jullie deden het toch voor de zwaluw? Dat is goed. Wij zijn voedzaam.’ “
De vliegen die in juli de keus krijgen van mij om of te verdwijnen of tot voedsel voor de gierzwaluw te dienen: “De vlieg legt me uit dat tot voedsel dienen heel anders is dan in de prullenbak verdwijnen.” En: “Het gaat om het elkaar dienen.”
De buizerd, in mei ’09: “Hij vertelt dat buizerds voor het evenwicht in de natuur zorgen. Zieke en zwakke dieren eten ze op zodat de sterke overblijven. Kennelijk speel ik met de gedachte of dat niet zielig is want hij zegt: ‘Het is niet zielig. Zwakke dieren lijden teveel. Zij kunnen hun lichaam niet gebruiken zoals het bedoeld was. Door mij krijgen ze een herkansing in de circle of life.’ Altijd krijgt een dier het laatste woord en dat neemt de buizerd ook: ‘Kijk niet teveel naar het vergankelijke. Dat is zonde, dan mis je je doel. Het leven is zoveel meer en ruimer dan jullie denken.’ ”

dinsdag 22 juni 2010

De school vissen

Op een morgen zie ik een heel lange rij kleine visjes langs zwemmen. Het houdt maar niet op! Terwijl ik met veel plezier zit te kijken hoe ze in het ochtendzonnetje zwemmen zie ik ineens dat één visje zich omdraait. Een aantal visjes zwemt even door, de oude koers volgend maar dan ineens draaien alle volgende visjes zich om en zwemmen achter het ene visje aan.
Drie dagen later ben ik op een avond waar een inspirerend spreker de zaal goed mee heeft. De volgende dag schrijft een kritische toehoorder/denker een blog. De reacties daarop leiden o.a. naar het onderwerp Blindelings volgen van mensen.
Het maakt mij erg nieuwsgierig naar de visjes: waarom veranderde het visje de koers en waarom volgden de anderen het ene visje? Kunnen wij mensen iets hebben aan het antwoord?
Als ik het de visjes voorleg, hoor ik dat het allervoorste visje op een gegeven moment wat uitstraalt naar achteren. De vissentamtam! De situatie moet veranderen. De plek is niet goed of er is alarm. Het signaal gaat naar achteren om de andere vissen te redden.
Ik zie het signaal als een pijl de school vissen in trekken en vraag uiteraard waarom dat ene visje het oppikt, terwijl het signaal ook langs de anderen ging. Ik hoor de (in dit geval wat wonderlijke) opmerking: ‘Het haakte bij één visje aan. Die maakt het verschil.’

maandag 14 juni 2010

Juveniele vink

Uit België kreeg ik een mail van een vrouw die een vogeltje in haar bloemenbak had gevonden. Ze heeft vijf katten met een natuurlijk instinct dus toen ze het vogeltje zag, heeft ze het meteen in haar handen genomen: “Nu moet ik zeggen dat dit vogeltje tussen de 30 en 45 minuten bij mij gebleven is en totaal niet weg wilde. Het zat gewoon boven op mijn hand of vinger. Ik heb het op de rug van mijn paard gezet, op de omheining, maar het bleef zitten. Ik mocht zelfs alle tijd nemen om foto's en een filmpje te maken. En toen was het opeens weg. Ik weet het niet zeker, maar ik had het gevoel dat het mij iets wou vertellen.”
Als ik contact maak met dit vinkje voel ik meteen dat ik te maken heb met een avontuurlijk, ondernemend diertje. Jong en nieuwsgierig.
Het diertje realiseert zich dat het nog niet alles kan overzien dus katten zijn zeker een gevaar. Het vergt nog wat training van hem om de ruimte zo te gaan gebruiken dat hij op plaatsen komt waar geen katten zijn. Hij is ervan overtuigd dat vinken die goed opletten geen partij zijn voor katten.
Ik vraag wat ie ervan vond dat ie zo dicht bij deze vrouw was. ‘Zij zat mij aan te kijken. Ik zat haar aan te kijken. Het was geen bedreiging. Ik vond het heel leuk. Net of ik meegenomen werd.’
De vogel geeft het gevoel van wederzijdse verwondering en laat merken dat hij het een heel leuke ontmoeting vond. Ik vraag of hij nog es zo dicht bij iemand zou komen maar dat ontkent hij. Hij weet dat je dit als vink normaal gesproken niet doet, ‘maar dit was heel leuk.’ Hij zegt dat hij nog wel rond gaat kijken en als ik dat later bij een vogelaar navraag, bevestigt die dat vinken in de buurt blijven.
Terwijl we dit gesprekje hebben, vraag ik wel drie keer of hij iets speciaals te zeggen had tegen deze vrouw. Maar iedere keer komt het antwoord neer op de verwondering en dat hij het ‘leuk’ vond, een avontuur. Zoals hij zich aan mij laat zien/voelen moet ik sterk aan Henkie denken, de gierzwaluw die mij vorig jaar in juli twee weken als nest heeft gebruikt. Die had ook dat opene, die bravoure, die hang naar ontdekking en avontuur zonder bang te zijn. Het lijkt erop dat deze twee vogeltjes erg genoten hebben van het menselijke contact. En ik weet wel zeker dat niet elke vogel dat leuk had gevonden!

donderdag 10 juni 2010

De leeuw over circusleeuwen

Het circus is in de stad! Ik zie al helemaal voor me hoe ik met de dieren in het circus contact maak om nou es aan hén te vragen hoe het met ze gaat. Er gaan bij tijd en wijle namelijk behoorlijke meningen over en weer over het welzijn van dieren in het circus.

Helaas ziet circus Renz op dit moment geen belang voor hun bedrijf en geen noodzaak voor de dieren om hieraan mee te werken. We waren er helemaal klaar voor om alles op film vast te leggen! Misschien is het uitstel en geen afstel?
Ik besluit weer es contact op te nemen met de Afrikaanse leeuw die ik in september sprak (het vervolgverhaal staat hier).
Meteen hoor ik: ‘Ik had je eerder verwacht.’ Dat kan ik me voorstellen, ik had het ook beloofd maar de drempel voor nogmaals contact was voor mij best hoog en dat vertel ik hem ook. Tenslotte was ik niet helemaal een volwaardige gesprekspartner voor hem.
Ik vertel hem nu dat ik met een heel gerichte vraag kom: wat heeft hij te zeggen over leeuwen in het circus?
Meteen komt het antwoord: ‘Circusleeuwen gebruiken een groot potentieel niet. Ze gebruiken een beetje maar lang niet alle zintuigen staan volop open.’
Ik geef hem het beeld dat die leeuwen trainen en optreden en vindt dat toch heel wat actie voor een leeuw.
‘Dat is geen werken,’ laat de leeuw weten zonder minnetjes te doen. ‘Zelfs een sterke leeuw in het circus komt niet dicht bij mijn kracht.’
Deze leeuw is zo sterk, ‘staat’ zo, dat ik het niet in mijn hoofd haal om hem in twijfel te trekken of te gaan discussiëren. Wel vraag ik hem nog of we medelijden moeten hebben met dieren in circus of dierentuin, dieren die hun potentieel dus niet volop kunnen gebruiken.
‘Geen enkel dier is ergens zonder reden.’
Als ik het contact verbreek, realiseer ik me dat ik zelf ook een groot potentieel van mijzelf niet gebruik. En ik weet wel zeker dat lang niet elk mens helemaal tevreden is met zijn of haar plek op aarde.

Twee dagen later ga ik naar een voorstelling en ben werkelijk geboeid door de eenheid die ik in die kooi zie. De dieren zijn alert. Ik weet dat het hier om leiderschap gaat, niet om macht. De leeuwen zijn veel sterker dan de man. Wat is het waarom ze hem het leiderschap geven?
Op de laatste dag dat het circus er is besluit ik toch naar de leeuwen te gaan en ik sta wel drie kwartier in de motregen de dieren te observeren. Ik word er enorm rustig van. Het is een gemoedelijke zondagochtend. Ze laten hun diep uit de keel komende brullen horen. Werkelijk fascinerend. Ik heb op geen enkele manier de neiging om contact te maken via de diercommunicatie. Deze dieren en mensen hebben zo’n band met elkaar, daar ga ik niet tussen zitten.

Later lees ik een mooi interview met Tom Dieck jr. en een korter krantenartikel.

Hoe kan het dat deze Afrikaanse leeuw mij deze info weet te geven? Van een slak hoorde ik hoe zij wereldwijd communiceren dus ik noem dit soort interne communicatie altijd de slakkentamtam. Maar het is gangbaar om het Het Veld of The Zero Point Field te noemen, de plek waar alle informatie verborgen én bereikbaar is.

woensdag 26 mei 2010

De diamantduif

De vogels houden ons bezig. Nu was er een diamantduif in een achtertuin neergestreken. Iemand pakte de duif op, deed ‘m in een kooitje en vroeg mij of ik het dier kon vragen wat ze wilde. Het was laat op de avond, ik had vergaderd en kreeg dan ook niks meer door dan een benauwde ademhaling en het gevoel beknot te zijn.
De volgende ochtend ging het met vogel en mij beter. De vogel zat inmiddels in een ruimere kooi en had al wat gegeten en ik was weer fit.
Ik zag de vogel rondkijken en hoorde dat ze zich eraan stoorde als ze bekeken werd. Zelfs als de mensen op afstand bleven. ‘Als ze te dicht op me zitten kan ik niet rondkijken.’
Ik kreeg de indruk dat ze geen lange afstanden vliegen gewend was en dat ze geen getrainde conditie had.
Ik heb haar voorgelegd of ze bij deze mensen zou willen blijven. De duif keek het hele huis rond en concludeerde dat er geen duiven zijn. 'Dan kan ik niet blijven.'
Toen ik haar liet zien dat ze ook een gezellige huisvogel kan worden, gruwde ze daar wat van. Ze maakte op mij geen ondernemende indruk. Niet een vogel die het avontuur in een huis wel aan zou willen gaan maar eentje die gewoon wil opgaan in de vogelmassa.
Ik vroeg haar op het eind of ze nog wat had en kreeg een zakelijk bedankje dat ik dit wilde doorgeven.
Toen ik bleef doorvragen, hoorde ik: 'Regel het nou maar!' Met andere woorden: zorg dat ze me ergens bij andere vogels in een kooi zetten.
’s Middags is de dierenambulance gekomen en moesten de mensen afscheid nemen van de vogel. Best een beetje verdrietig want ze hadden het wel fijn met haar. Maar ze hadden zelf ook al wel gedacht dat dit geen binnenvogel zou zijn.

maandag 10 mei 2010

Kraaien, mensen en territoriumgedrag

Mijn man had weer een vogel meegenomen naar huis. Dit keer een kraai die niet meer goed kon opstijgen. Het dier leek geen gebroken vleugel te hebben. Contact maken met hem ging moeilijk. Ik hoorde steeds dat hij uit de kooi wilde waarin we hem neergezet hadden en die in de stuurhut stond. We besloten hem buiten in de grote kooi van de papegaai te doen maar na een nachtje rust daar, leek ook die kooi te klein.
We hebben nooit kraaien heel dicht bij het schip maar zowel ’s avonds als ’s ochtends kwamen er twee dichtbij in de bomen zich luidruchtig kenbaar maken. In de ochtend zat er zelfs een op de kooi waar de kraai in zat. We besloten dat het beter was voor het dier als hij vrij zou zijn. Onze dochter gooide hem in de lucht en de kraai vloog krakkemikkig achter een hek waar geen honden bij hem konden komen. Aan de kraaien die er al zijn, vroeg ik of ze hem voer wilden brengen als dat nodig was. Het gaat om een nog niet zo oude kraai maar wel eentje die de afgelopen winter overleefd heeft.
Dat was gisteren, zondag. Vandaag maken de kraaien weer een hoop kabaal. Ik vraag een krassende kraai wat er nou allemaal voor toestanden zijn en hoor dat er verstoring van het gebied is. Deze kraai is een indringer en er moet evenwicht gevonden worden. Ik begrijp dat dit kan als deze kraai zich aanpast.
Ik heb het over levensruimte die je elkaar moet gunnen maar hoor meteen dat het daar niet om gaat. Het gaat om gebied. ‘Er zijn grensgebieden,’ zegt de kraai. ‘Maar deze kraai zit midden in ons gebied.’
‘O,’ zeg ik, ‘Daarin zijn mensen dus anders dan kraaien.’
‘Nee, hetzelfde,’ hoor ik meteen terug. ‘Mensen zijn zelfs erger.’
Dit spreek ik tegen. Ik vind mezelf best ruimdenkend als iemand een hulpvraag zou hebben, zoals in dit geval deze kraai aan hen heeft. Maar doordenkend voel ik mezelf verschrompelen. De kraai heeft gelijk. Wij mensen hebben ontzéttend territoriumgedrag. Hoe zou ik het vinden als er ineens iemand die geen huis heeft binnen komt lopen, gaat zitten en blijft zitten? Hoe zou ik het vinden als iemand mijn fiets meeneemt omdat hij die nodig heeft? Als iemand in de winkel mijn portemonnee pakt om zijn boodschappen mee te betalen?
Vandaag is de zoveelste keer dat een dier me inzicht geeft in mijn eigen denken en handelen ...

woensdag 5 mei 2010

Het ratje


“Bijgaand een foto van het knaagdier dat Rosa gistermiddag binnenbracht. Ik vermoed dat het een rat is. Omdat ik die zo weinig zie, heb ik er eens goed naar gekeken & ik moet zeggen dat ik haar/hem wel mooi vond. Mooie oren & ogen, stevige poten & een glanzend vel. Alles net wat groter dan bij een muis. Ik neem aan dat het een verse vangst was, want het lijfje was nog een beetje warm & slap. Ik vraag me al een hele tijd af wat de functie van ratten is (dus los van de hysterische verhalen die mensen over hen verspreiden) & nu ik de kans heb, denk ik natuurlijk meteen aan jou.Ik ben heel benieuwd!”
Ik vermoed ook dat het om een ratje gaat en vraag of dat klopt. Ik krijg door dat ratten sterk, slim en snel zijn. Krachtiger dan muizen en met een groter bereik. ‘Muizen zijn lolbroeken,’ vertelt de rat. Dat weet ik inderdaad van muizen en ik moet dan ook gniffelen. Komische diertjes.
De rat laat zien dat zij als soort serieuzer zijn door hun snelheid, sluwheid/slimheid. Deze rat is graag rat en vindt ratten veel ondernemender dan muizen.
‘Wij hebben een energie die krachtig naar voren stoot. Dat stoot mensen af,’ hoor ik met enige trots.
Ik vertel hem dat de vrouw die me deze mail en foto stuurde graag wil weten wat de functie van ratten is. ‘Wij houden de wereld schoon.’ Hij laat zien dat ze van alles eten, ook vlees.
Ik breng in dat er ook gezegd wordt dat ze ziektes overbrengen. ‘Wij zijn met veel en op veel plaatsen.’ De rat kan zich er niet drukker om maken.
Hij vertelt niet graag in huizen te komen, in tegenstelling tot muizen. Wel in schuren. En ik zie buizen en holletjes in de grond waar ze slapen. ‘Wij slapen graag.’ Ik krijg de indruk dat hij overdag bedoelt en dat de nacht hun speelterrein is.
‘Je hebt je laten pakken door een kat,’ zeg ik. Hij laat zien dat je laten pakken door een kat of hond nogal stom is. Het is onachtzaamheid van ratten of vasthoudendheid van de honden of katten. ‘In principe zijn wij sneller/beter,’ legt de rat uit. Dit ziet hij als een overdreven actie van de kat voor de vrouw. Een gebaar naar haar. ‘Normaal gesproken is deze kat geen probleem.’
Toevallig weet ik dat een tijd geleden de andere kat uit dit huis is overleden en ik ben geraakt door de actie van deze kat. Zal ze de vrouw iets hebben willen brengen?
‘Zie jij verbanden?’ vraag ik de rat. ‘Op dit level zie ik verbanden, ja. In mijn omgeving. Mijn energie is niet alleen beperkt tot ratten. Ik kan ook waarnemen wat er bij de kat gebeurt.’
Ik word er even stil van als ik zie hoe zijn rattenenergie zich in diverse andere energiegebieden bevindt.
‘En nu?’ vraag ik hem. Want het blijft een feit dat hij hier fysiek niet meer is.
‘Ik ga zo snel mogelijk terug. Zoals ik al zei: ik vind het leuk om rat te zijn.’
De rat geeft me het gevoel alsof het leven en de dood voor hem een glijbaan zijn: je belandt op de grond, gaat de ladder weer op en glijdt de glijbaan weer af.
Ik zucht een beetje dat het allemaal tijd kost. ‘Tijd? Wat is tijd?’ reageert de rat. Ik voel geen energieverschil tussen hier en daar, zoals de rat het me voorstelt. Het lijkt inderdaad wel een spel voor hem en ik moet denken aan boeken van Kim Sheridan en Penelope Smith. Zij beschrijven daar ook het plezier en het gemak waarmee sommige dieren switchen van fysiek lichaam, naar enkel spirit en weer terug een lichaam in.

Asperges

Ik heb het al es vaker genoemd op deze blog: als je met dieren kunt communiceren, kun je ook de energie en bewustzijn opvangen van bomen, planten en bloemen. Op deze Bevrijdingsdag stuurt Petra foto’s van asperges die ze gisteren op een boerderij heeft gekocht.
Nooit te beroerd voor een experiment (waar zij een zeer goede aangeefster van is) stel ik me in op de asperges. Meteen voel ik een fluweelzachte energie. Bijna lieflijk. Aangezien ik geen culinair iemand ben en de enige asperges hier in huis binnenkomen in blik, ben ik verbaasd dat ik doorkrijg dat ze vochtig bewaard willen worden. In een vochtige doek, lekker donker. Als ik dit later op internet controleer, blijkt dat een algemeen bekend feit te zijn. Ik voel me nogal dom.
Dan krijg ik heel duidelijk door dat ze met aandacht vastgepakt willen worden. Niet snel en geen gesmijt. Het dringt tot me door dat geen enkele groente dat wil. Ze willen dat er zorg en aandacht aan ze besteed wordt. Dan besteden zij ook zorg en aandacht aan de vertering in de mens.
Als ik dit zo allemaal binnenkrijg, klinkt het zo logisch. Zo vloeiend, zo natuurlijk. Met schaamte denk ik aan mijn groente- en fruitbak: alles achteloos op elkaar gegooid. Als ik ga koken, gris ik iets uit die bak en smijt het met een zwier op het aanrecht. Ik heb het vermoeden dat gisteren de laatste keer was dat ik dat zo deed …

Petra heeft inmiddels een interessante blog gemaakt naar aanleiding van de asperges.

maandag 3 mei 2010

De kraai en de eieren

Gisteren vond ik het verlaten eendennest bij ons aan boord leeggeplunderd. Er lag nog één kapot ei in het nest en één kapot ei een eindje verderop. De andere tien eieren waren totaal verdwenen. Honden of katten kunnen het niet gedaan hebben. Ratten komen niet aan boord dus blijven de kraaien over.
Ineens herinner ik me een kraai die op een zonnige middag op de mast zat. Toen ik hem zag, weet ik nog mijn verbazing van dat moment. Kraaien komen namelijk nooit bij ons aan boord.
Ik ga terug naar die kraai en vertel hem dat ik erg nieuwsgierig ben wat hij daar deed die middag en wat hij zag. Om te weten te komen wat een dier ziet, kun je vragen of je even in zijn lijf mag komen om door zijn ogen te kijken. Als ik dit voorstel, schiet de kraai meteen een eindje weg. Hij is duidelijk niet gesteld op contact van zo dichtbij. Ik leg hem mijn nieuwsgierigheid uit en dat dit mijn manier is om aan informatie te komen.
Om hem niet op te jagen, babbelen we eerst over andere dingen. Dat ‘babbelen’ gaat eigenlijk in razendsnelle beelden. Ik zend beelden uit van kraaien die zich tussen de mensen begeven en prullenbakken leeghalen. De kraai laat zien dat in steden en dorpen mensen een constante factor zijn. ‘Daar anticipeer je op. Je kunt situaties inschatten. Op jullie schip is die constante factor van mensen niet. Daarom moeten we wachten op periodes zonder mensen.’
‘Maar ik zag je laatst op die mast zitten,’ zeg ik bijdehand. De beelden dat ik rustig aan de tuintafel iets aan het doen was met iemand anders vliegen heen en weer. Ook dat de kraai een geluid maakte en ik meteen omkeek. ‘Dat geluid was om jullie alertheid te meten,’ zegt de kraai. ‘Jij was in no time met je energie bij mij. Dat betekent gevaar voor mij. Als jij niet gereageerd had, had ik de ruimte kunnen nemen.’
Dit is het punt waarop ik hem kan vragen toch even door zijn ogen te mogen kijken wat hij toen zag. En dan zie ik dat het heel simpel is: in dat oppervlak met allemaal planten valt het heel duidelijk op dat er één hoopje is met veren. Dat ziet er duidelijk anders uit. Ik mag met mijn mensenogen dan wel denken dat de eieren goed verstopt waren, voor kraaien is het overduidelijk dat het hier om iets anders gaat.
Dan is natuurlijk mijn vraag of hij in zijn eentje al die eieren heeft opgegeten en meegenomen.
‘Als één het weet, komen er meer,’ vertelt hij. De kraaientamtam dus. Het mechanisme waar Rupert Sheldrake ook over geschreven heeft: als een vogel in Nieuw-Zeeland iets nieuws ontdekt om te doen, doen vogels in Engeland het ook.
De kraai is dan ook helder: als je iets ziet moet je het meteen uitvoeren, anders kunnen anderen ermee aan de haal gaan. Dat zal de reden zijn dat het nest leeggehaald was voor ik er erg in had!

zondag 2 mei 2010

Het aangereden hert

Iemand mailt dat ze anderhalve week geleden zag hoe een hert door een auto werd aangereden. Ze is naar het hert toegegaan en heeft samen met een andere vrouw die stopte 112 gebeld. De vrouw die me mailde heeft gewacht tot een boswachter kwam om het hert op te halen. De man was helemaal verbaasd dat iemand bij het dode lichaam bleef wachten.
De vrouw schrijft dat ze nog steeds verdrietig wordt als ze aan het aangereden hert denkt en vraagt mij contact op te nemen.
Ik ben eerst naar het moment van het ongeluk gegaan en voel daar vooral verwarring. Ik krijg het gevoel of ze steeds in en uit haar lijf ging, als een soort elastiekje. Alsof ze wilde opstaan, wat niet ging. Kennelijk was het lichaam echt onbruikbaar en had ze dat besef nog niet helemaal.
Dan geeft ze het gevoel alsof mensen over haar lichaam gebogen staan (ik weet niet of dat fysiek is of alleen met hun energie). Dat maakte haar lichaam voor haar afgesloten terrein. Nogmaals krijg ik verwarring door. Het lijkt ook of ze geschrokken was van mensen zo dicht op haar. Dat geeft ze door als veel zwaarte, laag bij de grond. 'Ze keken naar mijn lichaam maar ik was hoger.'
Ze had graag dat de mensen wat meer afstand van haar lichaam hadden gehouden zodat ze zich minder gevangen voelde. Ze had graag wat meer ruimte om het lichaam gehad.
Maar er is ook verbazing: 'Ze hebben mij niet gezien. Alleen het lichaam. Er was geen ontmoeting met mij.'
'En toen?' vroeg ik.
'Ik ben gegaan. Ik ben vrij. Met mij gaat het goed. Ik heb me hervonden na de eerste verwarring.'
Ik vertel het hert dat de vrouw nog steeds verdrietig is om het gebeurde en ze reageert verbaasd: 'Ze ként me niet.'
In een opwelling stel ik voor om even bij de vrouw in huis te gaan kijken en ze ziet de vrouw en haar hond. Meteen legt ze een link: 'Ze is bang voor de dood. De dood is een overgang. We gaan altijd door. Soms in het fysieke maar meestal niet.'
Ik zeg nogmaals dat de vrouw toch nog steeds verdrietig is om haar dood.
'Nee,' corrigeert ze, 'Om het begríp dood. Het gaat niet om mij. Ik was geen onderdeel van haar leven.'
Ik vraag of ze de vrouw nog wat te vertellen heeft.
'Zie het lichter. Zie alles als een lange lijn. Het fysieke leven op dit moment is een blokje op die lijn.'
Het hert geeft door dat ze zich heerlijk ruim en licht voelt.
Als laatste beeld geeft ze een traan door die in het hart van de vrouw valt. Dat begrijp ik niet en ik vraag naar de betekenis. 'Zie het als een genezende traan in haar hart.'

De vrouw reageerde op dit bericht: "Ik herken het wel. We stonden ook dicht bij haar, eerst ik met die vrouw en later alleen. Ik voelde haar spirit ook niet omdat ik zo geraakt was. Ik kon alleen naar haar lijf kijken.
Wel vind ik het confronterend dat ze zegt dat ik haar helemaal niet ken dus dat ze mijn verdriet niet snapte en dat het niet om haar ging. Het klopt wat ze zegt. Ik ben heel bang voor de dood, ook en vooral als eerste voor de dood van mijn hond, ondanks dat ik weet dat de liefde en het contact blijft.
Pfoe, wat mooi. Dank je wel voor het kijken."

zaterdag 1 mei 2010

Film: The story of the weeping camel

Vandaag zag ik deze film die gemaakt is in Mongolië. Het gaat over een kameel die een heel zware bevalling heeft gehad en haar jong niet accepteert maar afstoot. De mensen rond deze kameel krijgen het niet voor elkaar om het jong bij de moeder te laten drinken en ze schakelen een violist in. Onder toeziend oog van de familie begint de vrouw te zingen terwijl haar handen op de kameel liggen. De violist speelt op een gegeven moment mee. Na een tijdje is te zien hoe een traan uit het oog van de kameel valt en daarna nog één. Op dat moment lacht iedereen en brengt de man het jong naar de moeder om het te laten drinken. De moederkameel stoot het dier niet meer af.
Natuurlijk ben ik erg nieuwsgierig wat er precies is gebeurd en ik benader kameel Inger Temee en ga met haar terug naar de tijd van die opnames. Ze vertelt dat ze tijdens de bevalling afgescheiden is geraakt van het jong. Ze was zo in zichzelf geraakt dat er een cirkel om haar heen gevormd werd waarin geen ruimte was voor het jong.
Ik vraag haar wat er gebeurde tijdens het ritueel zoals dat uitgevoerd werd.
‘De aanraking, de aandacht en de klanken maakten openingen,’ vertelt ze. ‘Er brokkelde een muurtje af.’ Ze laat me voelen dat ze omgeven was door de aandachtige energie van iedereen die aanwezig was.
‘En de traan?’ vraag ik nieuwsgierig.
‘Een kameel hoort niet afgescheiden te zijn,’ is haar verklaring. Zonder verder te hoeven vragen, voel ik dat de traan een fysieke uiting was van iets dat in haar loskwam waardoor er weer verbinding gemaakt kon worden met de buitenwereld.
Dan ga ik naar Botok, het jong. Die vertelt meteen dat de verbinding tijdens de bevalling al weg was.
Ik vraag hoe dat voelde en hoor en voel: ‘Het is zo.’
Het antwoord is zo helder dat ik ook nu weer geen vragen heb.
Wel kan ik haar vertellen hoe het bij ons mensen gaat. Dat wij ons dan afgewezen voelen en dat dat kan zorgen voor trauma’s op latere leeftijd.
Maar Botok is heel helder: ‘De verbinding was al weg. Als er geen verbinding is, kan het niet aan mij liggen. Want dan zou de verbinding er nog moeten zijn.’
Het is heel helder dat zij geen fouten gemaakt heeft in deze en nogmaals krijg ik het sterke gevoel door: het is zo.
Ze laat zich zien als kameel alleen in die tijd. Alleen in de ruimte, alleen in de vlakte.
Ik vraag haar wat ze vond van het ritueel. Ze laat zien dat er een opening kwam in het veld rond haar moeder. ‘Toen kon ze me opnemen. Toen begon de verkenning.’
Vanaf toen kon ze ook openstaan voor andere kamelen en mensen. Daarvoor was ze alleen. Maar nogmaals krijg ik het zuivere gevoel door: het is zo.
Ze laat zien dat haar moeder de enige is die een verbinding naar de kudde kon leggen voor haar. Zonder haar had ze nooit goed in de kudde kunnen komen.

woensdag 28 april 2010

De bijen (een jaar later)

Vorig jaar sprak ik bijen en de inhoud van het gesprek was voor mij de reden om in te springen op de vraag vanuit Transition Town Zutphen om iets voor de bijen in Zutphen te gaan doen.
Vandaag, op de dag dat de campagne officieel van start gaat, neem ik opnieuw contact op met de bijen.
Mijn eerste indruk is vermoeidheid. Ik hoor dat mensen bijen niet moeten zien als modegril. Het moet serieus genomen worden en als mensen beginnen aan bijen moeten ze het ook afmaken. Ze moeten goed zorg dragen voor juiste huisvesting. ‘Wij moeten er op kunnen bouwen.’
Ik krijg door dat het niet vluchtig moet gebeuren, maar ‘diep’. Ze zijn bang dat er nu luchtig over hen heen gewalst wordt, als hype. Ze doen echt een oproep aan imkers om hun werk goed te doen!
‘Het wordt voor ons steeds moeilijker navigeren. Er zijn wat meer openingen/mogelijkheden maar het is heel ijl/iel. Er gebeurt wel wat maar we kunnen er nog niet op bouwen.’
Ik vertel van onze oproep om op veel plaatsen een vierkante meter tuin in te zaaien met drachtplanten voor bijen en hoor: ‘Dat is mooi maar hoe zit het volgend jaar? Gaat het verder? Wordt het de diepte in gebracht? Wordt het verankerd?’
De hele tijd voel ik een vermoeidheid bij ze. ‘Ja, de krachten nemen af,’ bevestigen ze. ‘Het is een uitholling van binnenuit.’
Ik leg ze voor dat er gedacht wordt aan gif en straling. Hoe zit dat? Van het gif weet ik dat dit het zenuwstelsel van bijen aantast maar hoe zit het met straling?
‘Als je verzwakt bent is de kleinste tegenslag groot,’ is het antwoord.
Ik vraag de bijen wat wij kunnen doen.
‘Een gezonde wereld creëren. Goede kasten, goede imkers, goede plaatsen. Stabiliteit bieden. Neem het serieus!’
De hele tijd door heb ik het gevoel dat ze meer verzwakt zijn dan vorig jaar.
‘Wij kunnen niks doen,’ hoor ik. ‘De omstandigheden moeten verbeterd worden.’
De bijen laten me zien dat zij een brede kijk hebben, op lange termijn denken. Als ik daar de mensen naast zet die op posten zitten waar besluiten genomen worden, zie ik die mensen als een klein rondje in het hele geheel wat bijen zien. Het kleine rondje symboliseert de kokervisie, het niet kijken naar het geheel en niet kijken naar de lange termijn.
Ik vind het eigenlijk nogal shocking. Vooral omdat ik de serieuze ondertoon in dit gesprek niet ken van andere vrije dieren. De bijen doen er nog een schepje bovenop als ik vraag wat we nog meer voor ze kunnen doen: ‘Volg ons. Bid voor de wereld, bid voor ons.’ Ik voeg er zelf aan toe dat iedereen dat dan maar op zijn eigen manier mag doen: de een mag bidden, de ander mag licht sturen, weer een ander mag positief denken.

(foto bij: www.scip.be)

dinsdag 27 april 2010

De roeken in de stad

Via iemand uit de politiek krijg ik te horen dat er op een bepaalde plek in Zutphen dusdanige overlast van roeken is dat de politiek zich ermee bemoeit. Ze vraagt of ik wat met de roeken kan. Dit vind ik natuurlijk weer erg leuk om te doen!
Als ik contact maak, hoor ik meteen veel kabaal. Ik vertel dat ik zo niks kan verstaan en vraag om een woordvoerder of een gezamenlijk spreken en zeg erbij dat het me niet om een individuele roek gaat maar om alle roeken. Het gaat ook niet om bepaalde families: gewoon alle roeken die daar zijn.
Ik val maar meteen met de deur in huis en zeg dat de roeken als een overlast worden ervaren.
Meteen is er verbazing: ‘Wij zijn hoog. De mensen laag. We lopen elkaar niet in de weg.’
‘Nee, dat is waar,’ moet ik toegeven. Ze doen er een schepje bovenop en laten zien dat roeken wegvliegen voor mensen. 1-0 voor de roeken.
‘Ja, maar jullie maken veel lawaai,’ zeg ik dan.
‘Wij zijn luidruchtig. Dat hoort bij ons.’ Ik denk aan ieder vogeltje dat zingt zoals die gebekt is. 2-0.
‘Jullie poepen veel.’ Hier heb ik een steekhoudend argument. Veel mensen schijnen last van de poep te hebben. Meteen laten ze zien dat het logisch is dat poep naar beneden valt. En wel recht onder hen. Het zou wat zijn als het naar boven vliegt of met een bochtje zomaar ergens in de stad terecht komt. Dat zou pas onbetrouwbaar zijn. Wat is mijn probleem met het recht naar beneden vallen van uitwerpselen?
Ik gooi een ander argument in de strijd, in de hoop op wat medewerking: ‘Konijnen, ratten en muizen worden doodgemaakt door mensen als mensen vinden dat er teveel zijn. Jullie niet.’
‘Dat gebeurt stiekem bij de grond. Dan zien mensen het niet.’
‘En als er op jullie geschoten zou worden?’
‘Dan vliegen we weg.’ Ze laten zien dat schieten en harde geluiden hun verstoort. Maar ze komen terug. Ze vertellen wel dat de verstoring van knallen niet fijn is. Het kan een paar keer maar al te vaak zorgt voor oververmoeidheid. Ze geven door dat een bepaald geluid heel onprettig zou zijn maar ik vraag niet wat voor geluid dat is. Dat moeten de roekenhaters maar uitzoeken als ze dat nodig vinden.
Ik doe de roeken een voorstel om naar een andere plek te gaan en geef ook meteen aan waar dat is.
‘Deze plek is prettiger,’ zeggen ze. Ze laten zien dat dit echt hun plek is en nogmaals: zij zitten hoog in de bomen en de mensen zijn op de grond. Ze zien het probleem niet. Bovendien vinden ze het fijn om tussen gebouwen te wonen.
Als ik vraag hoe zij mensen zien, antwoorden ze: ‘Gezellige drukte.’
Door middel van een beeld laten ze weten dat er kraaien of duiven zouden komen als zij toch weg zouden gaan. En met heel veel kraaien zijn mensen slechter af, vinden ze.
Ze sluiten af: ‘We vallen niet aan. Wat is het probleem?’
Ik heb geen weerwoord meer. Ik vind het inmiddels wel 5-0 voor de roeken!

zondag 11 april 2010

Campagne Zutphen Bijenstad


In mei vorig jaar sprak ik de bijen. Het eerste gesprek is hier te lezen. De week daarop sprak ik ze volgens afspraak nogmaals.
Deze contacten met de bijen hadden mij aan moeten zetten om actie te ondernemen maar er was nog een zetje van buitenaf nodig: iemand van Transition Town Zutphen vroeg me of ik het initiatief wilde nemen voor een campagne voor bijen hier in Zutphen. Denkend aan de gesprekken moest ik wel ja zeggen.
Het heeft geleid tot een snelle en efficiënte samenwerking met twee andere vrouwen. Vanaf deze week is de website in de lucht waarop te lezen is hoe we bewoners van Zutphen vragen een vierkante meter tuin voor de bijen in te zaaien.
Ik ben er hartstikke blij mee hoe eenvoudig het eigenlijk is: als iedereen een beetje doet, doen we samen heel veel!

woensdag 7 april 2010

De gevallen roek

Een lezer van deze blog stuurde deze foto van een roek op. Het dier was in gevecht met vijf andere roeken, viel naar beneden en kon niet anders dan zitten op deze tak. Het kostte de vrouw erg veel moeite om de dierenambulance te laten komen (zelf kon ze niks doen omdat ze net een prachtige dochter had gekregen). Aan mij de vraag, een aantal weken later, hoe het met de roek zou gaan.
Het eerste dat ik hoorde was dat het domme pech was en dat de anderen heus niet sterker waren. Ik merkte boosheid en verzet dat ze meegenomen was. Daarna zag ik een grote kooi, met andere vogels. Het was mij onduidelijk of ze nog in die kooi zat (wat dus zou betekenen dat ze niet opgeknapt was) of dat het zo’n indruk gemaakt had dat ze het er nog over had. Als ik het op de datum van de dag van het gesprek zette, zag ik steeds die grote kooi.
Maar het was te vaag dus ik vroeg de vrouw of zij achter meer informatie kon komen. Na veel moeite werd het haar duidelijk dat de vogel naar de vogelopvang was gebracht: “Ze gaven aan dat hij (ze wisten niet of het een mannetje of vrouwtje was) eerst ter observatie in een kleine kooi had gezeten. Aangezien ze geen zichtbare verwonding konden waarnemen (hij had geen gebroken vleugel) hebben ze hem in een grote volière gezet met andere roeken, kauwtjes en kraaien. Hij is na een paar dagen toch doodgegaan alleen weten ze niet wat de oorzaak hiervan is geweest. Hij had ook geen verwondingen van een mogelijke aanval van andere vogels in de volière. Ze vonden het ook raar dat hij zomaar met een gevecht uit de boom was gevallen. Dat zou bij roeken echt niet gebeuren. Wellicht is het zo dat het gewoon een “oude” roek is geweest die al iets onder de leden had en daardoor de klap op de grond maakte.”
Uiteraard zoek ik weer contact met de roek en vraag haar waarom ze niet verteld heeft dat ze dood is (natuurlijk stom van mij om die vraag niet gesteld te hebben, maar dat terzijde).
‘O,’ hoor ik, ‘Is het afgelopen? Hoef ik hier niet meer te zijn?’
Ik leg uit wat ik gehoord heb en hoor van haar dat het beter is zo. In een beeld zie ik dat ze zich terugtrekt uit haar lijf. ‘Ik dacht dat ik nog gebonden was aan het lichaam. Ben nogal een doorzetter. Nu kan ik gaan.’
Ik zie haar licht worden en ‘wegvliegen’. Ze laat mij nogal perplex achter. Ik weet van mensen en huisdieren dat de dood zo snel kan komen dat ze het zich niet realiseren. Nu maak ik dus mee dat dit ook een vrij dier kan overkomen! Voorzichtig vormt zich een beeld van nóg meer zielen die hier blijven rondhangen … het is vast heel druk om ons heen …

dinsdag 6 april 2010

De ezel, Tijn Touber en Piero Ferrucci

Vorig jaar april begon ik op deze blog mijn gesprekken met vrije dieren op te schrijven. Ik heb bewust gekozen om deze dieren vrije dieren te noemen in plaats van wilde dieren en daar ben ik nog steeds blij om. De dieren die vrij zijn van menselijke bemoeienissen leven hun leven namelijk perfect, in vrijheid, naar hun aard en hoe ze bedoeld zijn.
Door onzorgvuldigheid van mijn kant sprak ik soms dieren die toch verbonden zijn aan mensen. Daar sprak vrijheidsberoving uit. Leed dat hen door mensen was aangedaan waardoor ze niet kunnen zijn zoals ze zijn.
De ezel uit Jordanië die menselijke vracht naar boven moet sjouwen heeft erge indruk op me gemaakt:
Overdag moet hij doen wat hij moet doen, gaat alles op de automatische piloot maar ’s avonds en ’s nachts is hij ezel.
Ik vraag hem hoe hij tegen de mensen aankijkt die hem zo gebruiken. ‘Ze zijn uiterlijk hard maar ze hebben ons nodig. In de kern zijn ze afhankelijk van ons en dat maakt ze kwetsbaar. Er zit veel ‘ongevoeligheid’ om maar in de kern zijn ze zacht. Ik zie de kern. Dat is het aanknopingspunt.’
De hele tijd geeft hij me het beeld van een uiterlijk in de vorm van een harde, redelijk onbuigzame massa met daarin een zachte, lichte kern ter grootte van een druif. Ik laat het beeld op me inwerken en zeg dat wij mensen vaak naar het uiterlijk kijken. Deze ezel kijkt alleen naar de kern. ‘Als alles wegvalt blijft de kern over,’ zegt hij.

In het boek Spoedcursus Verlichting van Tijn Touber lees ik: “Assagioli raakte er steeds meer van overtuigd dat ieder mens een kern bezit die intact is en gevuld is met schoonheid. Vandaar ook zijn grote interesse in spiritualiteit.” Roberto Assagioli was de grondlegger van de psychosynthese, en tijdgenoot van de grote psychotherapeuten Sigmund Freud en Carl Jung.
Piero Ferrucci nam het werk van Assagioli over na diens overlijden (1974). Ik citeer (blz. 176): “Volgens Ferrucci zit in ieder van ons een kern, waar we niet zijn gekwetst, waar we gezond, ontvankelijk en krachtig zijn: ‘Ik ben ervan overtuigd dat zelfs mensen die heel veel pijn hebben geleden, deze gezonde kern in zich dragen. Die kern terugvinden is misschien wel de mooiste zoektocht van ons leven. Als we terugkeren naar dit middelpunt – al is het is het maar heel even – dan worden ruzies en wrok ontmaskerd als absurde tijdverspilling.’ “
Het hoofdstuk waarin dit staat gaat over verbondenheid en heeft als titel De kracht van vriendelijkheid.
Ik vind het heel bijzonder dat de ezel me dit heeft kunnen vertellen voor ik het boek las. En ik citeer graag de woorden waarmee ik mijn informatieboekje over diercommunicatie begon:
Luisteren met heel je wezen
naar wat dieren te vertellen hebben
Hun welwillendheid
harmoniseert mens en omgeving

zondag 4 april 2010

De vadereend

’s Middags en ’s avonds zit de vrouwtjeseend niet op de eieren. Als ik in de buurt van de tuin kom, hoor ik steeds een luid gekwaak vanuit het water: vadereend zwemt luid kwakend rond zonder mij uit het oog te verliezen.
Ik besluit contact met hem te zoeken, mede omdat ik op een eerder gemaakte foto zag dat deze eend precies op de plek stond waar het nest nu is.
‘Het is goed daar,’ zegt hij. ‘Hebben jullie die plek samen uitgezocht?’ vraag ik. ‘En hoe wordt je het dan eens?’ ‘Dat weet je,’ is zijn antwoord.
Het lijkt erop dat deze eend zich medeverantwoordelijk voelt. Zeker tot aan het moment dat het vrouwtje echt gaat broeden. Hoe het daarna zit, zal ik later vragen.
Ik vraag hem naar het luide gekwaak dat hij liet horen vanuit het water en ik merk aan alles in hem dat het inderdaad een waarschuwing naar mij was: ‘Wegwezen daar!’ Ondanks zijn felheid van dat moment (zoals hij me dat nu weer laat voelen) besef ik heel goed dat hij volkomen machteloos staat tegenover mij. Als ik de eieren zou willen weghalen zou hij niks tegen mij kunnen doen, al zijn waarschuwende gekwaak ten spijt.
Ik zat al een tijdje te denken om volledig vegetariër te worden en op dit moment weet ik het zeker: het is geen eerlijke strijd om dieren te doden en op te eten. Zonder overleg kun je het niet maken om een dier te gebruiken voor je eigen doeleinden. Dat deze mooie, wilde, dertien in een dozijn-eend nou toch de doorslag geeft …

zaterdag 3 april 2010

De Vlaamse gaai

Deze vogel leeft in Utrecht. Het verbaast me dat hij in zo’n stad leeft en dat vertel ik hem meteen.
‘Overal is eten,’ hoor ik.
Ik weet helemaal niks van Vlaamse gaaien en vertel onnozel dat hij geen kraai is en geen vink … ‘Wat voor vogel ben je?’
‘Ik breng kleur,’ zegt hij stellig. ‘Mensen zijn verwonderd als ze mij zien. Ze leven even op. Er is altijd even een schokje, een stilstaan, een opletten van mensen. Het gewone dagelijkse wordt even doorbroken.’
Op deze foto heeft hij een takje in zijn bek en ik uit mijn bewondering voor hoe vogels nesten maken.
‘Dat kunnen we wel, hoor,’ klinkt het alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Ik laat hem het beeld zien van een nest dat uit elkaar valt maar dat vindt totaal geen aansluiting bij hem. Het komt niet in hem op dat ze zo’n slecht nest zouden maken.
‘Hoe zit het met de partnerkeus?’ vraag ik hem (want volgens mij is hij een mannetje).
‘Je kiest elkaar uit en doet het dan samen.’ Ik krijg het idee dat ze 3 tot 4 eieren leggen maar lees later op internet dat 4 tot 6 eieren gangbaar is.
‘Als jullie het samen doen, wil dat dan zeggen dat het jongen krijgen teveel is voor één vogel?’ vraag ik.
‘Er moet gegeten worden.’ Hij laat zien dat hij eten geeft aan het vrouwtje. Later in het gesprek krijg ik het idee dat ook hij op het nest kan zitten als het vrouwtje eten zoekt.
De vogel laat me zien dat de winter een rustperiode is en dat die nu voorbij is. De drukke periode komt eraan.
We gaan nog even naar de jongen die er straks aankomen en hij laat weten dat als het er teveel zijn, ze er eentje geen eten geven. ‘Het is beter de sterke vogels gezond te krijgen,’ zegt hij. ‘Anders is het een risico voor het hele nest.’
Ik vraag hem of hij nog wat te zeggen heeft voor we het contact afsluiten. ‘Ik laat de mensen verwonderen. Er is even iets opgelicht uit hun eigen wereldje.’

Later lees ik op internet dat Vlaamse gaaien toch kraaiachtigen zijn. Maar ik merk bij hem niet de brutaliteit van de zwarte kraai en de ordeverstoring van de eksters. Ieder vogeltje zingt kennelijk inderdaad zoals het gebekt is.

De eend en de zes eieren

Al een tijdje heb ik plezier om twee eendenstelletjes die ’s ochtends aan boord komen. Op een gegeven moment is er nog maar één stelletje dat komt. Het vrouwtje is de meest vrije: ze loopt op de dekramen, zwemt in het kleine vijvertje, vliegt op de kooi van de papegaai en bekijkt alles ook es vanaf de meerpalen. Best ongebruikelijk gedrag voor een eend, vind ik, om van zo’n hoogte alles te overzien.
In gedachten laat ik ze weten dat ik het leuk vind dat ze aan boord komen, ik heet ze welkom en zeg dat ze niet bang hoeven te zijn.
Had ik dat beter allemaal niet kunnen denken? Een paar dagen geleden ontdekte ik namelijk twee eieren in onze boottuin. En de volgende ochtend zat de eend erop. En verdween ’s middags weer. Om er de volgende ochtend weer te zitten en een derde ei te leggen. Vandaag heeft ze haar zesde ei gelegd en is weer vertrokken.
Via internet begrijp ik dat eenden elke dag een ei leggen en dan pas gaan broeden. Dertig dagen lang. Hoe moet dat met de honden en katten en de buurboot die langszij ligt?
Ik zoek contact met de eend en ze vertelt meteen dat ze een ei aan het leggen is.
‘Ja, dat had ik gezien. Denk je dat het hier veilig is?’ Ik herinner me dat de eenden vorig jaar besloten hadden dat de boot onveilig was.
Ze geeft door dat ze de plek bewust heeft uitgekozen en welkom was. Ze heeft hier geen last van andere eenden of meerkoeten.
Ik spreek mijn zorg uit in verband met de andere dieren en beloof dat ik de tuin voor de honden zal afzetten. De kat daar weghouden zal moeilijker zijn. Als de eend gaat broeden moet ik maar met de kat gaan praten maar ik vrees dat deze jager haar instinct niet kan bedwingen. Ieder jaar probeert ze kleine eendjes uit het water te meppen. Als ze kant en klaar op het schip het ei uit komen … Maar dat duurt nog ruim dertig dagen. Wie dan leeft, wie dan zorgt.
Eerst maar es zien of we de broedtijd veilig kunnen maken voor deze eend.
Ze laat me nog zien dat de tijd van het eieren leggen vergelijkbaar is met een mensenzwangerschap: je hebt je handen nog vrij om te doen wat je altijd deed. De broedperiode is als de eerste periode bij ons: je hebt amper meer tijd voor jezelf en wordt gehouden aan de taak die je toebedeeld is. En daarna, als de eendjes gaan rondzwemmen, is het voor de ouders een hele taak om ze in leven te houden … Wat een cyclus.

Vervolg: Na 12 eieren gelegd hebben, heeft de eend 3 dagen op het nest gezeten. En toen verdween ze. Ik zie haar niet meer en via de diercommunicatie krijg ik amper contact met haar. Op een gegeven moment kreeg ik duidelijk door: 'Laat me maar.' Misschien kom ik er ooit nog achter wat er gebeurd is, maar nu dus kennelijk niet ...

zondag 21 maart 2010

De kamelen

In deze serie gesprekken met vrije dieren heb ik een paar keer een uitglijder gemaakt door met dieren contact te leggen die niet vrij zijn. De Schotse Hooglander zat tóch achter draad en verveelde zich. De Braziliaanse zwerfspin die per ongeluk per vliegtuig in Nederland belandde en nu in een dierentuin zit waar hij zich niet prettig voelt (‘Ik ben geen publieksfiguur, breng mij maar terug.’). De orang-oetang die vermoedelijk in een te klein leefgebied zit. En nu de ezel en de kamelen uit Jordanië.
Omdat ik het contact met deze twee kamelen al gelegd heb, wil ik het de bloglezers niet onthouden. Ook al past het eigenlijk niet tussen de gesprekken met vrije dieren.

Om de een of andere reden zoek ik eerst contact met het achterste dier. Maar daar vind ik geen aansluiting bij en ik vraag het voorste dier of zij wil praten. Ze laat meteen zien dat kamelen ‘overzicht hebben’ en graag in een soort meditatiestand leven.
‘Wij kunnen lange tijd vooruit,’ geeft ze door en daarbij doelt ze niet alleen op het feit dat ze lang zonder water en voedsel kunnen. Ik merk aan haar dat alles slow, doordacht gaat.
Ook deze kameel zegt dat ze heel goed kunnen rennen. Het is wel een heel andere energie dan het gestage lopen. Ze geeft me het idee dat hun rennen voelt als vliegen. Ik krijg de vergelijking met een struisvogelloop. De galop lijkt een onnatuurlijke loop voor ze. In draf houden ze het langer vol. Bij deze beelden laat ze steeds zien dat ze een langgerekte blik hebben.
Ik vertel deze kameel dat de andere kameel veel minder informatief was en dat ik daar bijna bij in slaap viel. Ik ga toch even terug naar die kameel en begrijp ineens dat dit dier minder intelligent is. ‘Je moet mij niet veel vragen. Ik volg. Ik raak vrij snel in de war.’
Dus ga ik terug naar de eerste kameel en die sluit weer aan op de langgerekte blik. Wat weer aansluit bij de kameel uit Petra.
En dan hoor ik ineens: ‘Mijn kinderen zijn me afgepakt. Leven in de kudde is normaal maar mijn kinderen zijn verkocht. Ze zijn te vroeg weggegaan om ze naar de mensenhand te zetten.’ Ik krijg door dat ze hun jongen zo’n drie tot vier jaar bij zich houden en als ik dit later opzoek op internet, zie ik dat dit klopt.
De kameel geeft met een gelaten verdriet door dat de mens het proces verstoort. ‘Je wordt steeds teruggetrokken als kameel. Terug van de woestijn. Terug in ouderschap. Nee, ik ben niet vrij. Mijn hoofd is het meest vrij maar ook daar zijn beperkingen in opgelegd.’
Ik word eigenlijk een beetje down van deze laatste indrukken die ze me geeft en vraag wat ze er van vindt dat ze zo beperkt wordt. ‘Het is zoals het is,’ antwoordt ze. Ze geeft me het beeld door van een heel ruime kring met daar middenin een rechthoek. Dat is de ruimte die ze krijgt terwijl ze graag de hele kring zou willen benutten.

Na zo’n gesprek ben ik nooit trots op ons mensen. En om eerlijk te zijn legt het een nevelig laagje over mijn hele verdere dag. Terwijl ik altijd zo opmonter van gesprekken met vrije dieren. Die kunnen leven naar hoe ze bedoeld zijn, naar hun werkelijke aard.

De kameel in Jordanië

Net als de ezel heeft ook deze kameel werk te doen in Petra, bij de toeristen. Het eerste dat hij laat zien is dat hij graag rent. Hij laat een snelle draf zien waarbij ik de indruk krijg dat het een stabiele loop is waarbij een mens niet hobbelt als hij erop zou zitten.
Hij vertelt dat hij rustig moet lopen. Hij vindt het best als er mensen op zijn rug zitten, in die zin dat hij geen verbinding met ze aan gaat. Hij laat zijn kop zien, gericht op de woestijn, en alles wat daarachter gebeurt laat hem koud: het op- en afstappen van mensen en het lopen met ze.
‘Waarom heb je je blik zo op de woestijn gericht?’ vraag ik hem.
‘Wij zijn voor lange afstanden. Wij hebben een lange adem. Wij zijn er voor lange, grote tochten. Wij kunnen afstanden overbruggen.’
Hij laat het zien als dat ze van punt a naar b lopen en tussen a en b is een enorme afstand. In die tijd tussen a en b gaat alles traag, is er alle tijd om na te denken. Niks hoeft snel en alles heeft alle tijd. Werkelijk fascinerend hoe hij dit laat zien.
Het is mij volkomen duidelijk dat het rondjes lopen in een stad niks is voor een kameel. Ook als ik het beeld van kamelen in weiden of een circus naar voren haal, voel ik dat dit het wezen van een kameel geen recht doet. Zij zijn echt gemaakt voor lange afstanden.
Ik vraag hem waarom hij me als eerste beeld liet zien dat hij van rennen houdt omdat dit anders is dan de gestage gang door de woestijn. Ik kom er niet helemaal achter. Of het is omdat dit een redelijk jong dier is of het is een uitlaatklep voor de taak die hij in Petra te doen heeft. Hij wil er niet echt op antwoorden en ik heb het idee dat hij zich niet negatief wil uitlaten maar er ook geen positieve draai aan kan geven. Het enige dat hij laat weten is: ‘Kamelen moet je de uitgestrektheid geven.’

De ezel in Jordanië

Vanuit Jordanië stuurt vriendin Petra deze foto. Alhoewel deze ezel geen vrij dier is, benader ik hem toch. Ik vertel hem wat ik weet: dat hij in Petra toeristen de berg op en af vervoert.
‘Dan weet je maar een stukje van mij,’ haakt hij in. Hij laat zien dat hij zijn blik op oneindig en verstand op nul zet als hij mensen vervoert. ‘Ze zijn vaak te zwaar. Ze zijn niet gewend om op een ezel te zitten. Daarom zitten ze niet fijn, ze bewegen niet mee. Een mens dragen waar samenwerking mee is, gaat soepel. Dan gaat vanuit eenheid en dat doe je samen. Voor toeristen ben ik een vervoermiddel.’ Hij laat nogmaals weten dat er een verschil is of iemand vanuit een gezamenlijk doel op hem zit of enkel als vervoermiddel. Hij herhaalt dat toeristen zwaar zijn.
Maar, vervolgt hij: ‘Ik krijg ook aandacht van mensen. Ze aaien me en doen lief.’ Dat laat hij zich lekker gebeuren.
Ik kom er niet achter waar zijn avondplek is. In ieder geval is het een plek met andere dieren en vindt hij er zijn rust. En wat belangrijker is: daar kan hij ezel zijn. Overdag moet hij doen wat hij moet doen, gaat alles op de automatische piloot maar ’s avonds en ’s nachts is hij ezel.
Ik vraag hem hoe hij tegen de mensen aankijkt die hem zo gebruiken. ‘Ze zijn uiterlijk hard maar ze hebben ons nodig. In de kern zijn ze afhankelijk van ons en dat maakt ze kwetsbaar. Er zit veel ‘ongevoeligheid’ om maar in de kern zijn ze zacht. Ik zie de kern. Dat is het aanknopingspunt.’
De hele tijd geeft hij me het beeld van een uiterlijk in de vorm van een harde, redelijk onbuigzame massa met daarin een zachte, lichte kern ter grootte van een druif. Ik laat het beeld op me inwerken en zeg dat wij mensen vaak naar het uiterlijk kijken. Deze ezel kijkt alleen naar de kern. ‘Als alles wegvalt blijft de kern over,’ zegt hij.
Hij vertelt dat als zij hun werk niet meer kunnen doen, de beslissing tot afmaken in de kern besloten wordt. ‘Afmaken is genadiger dan niet meer verzorgen en laten afsterven,’ vertelt hij. ‘Afmaken wordt vanuit die kern gedaan.’
Ik ben behoorlijk onder de indruk van deze ezel en zijn zienswijze. Dit bedenk je toch niet zelf … ik in ieder geval niet.

dinsdag 16 maart 2010

De oefening van de dolfijnen

Via deze blog kreeg ik een heel leuke vraag binnen: ‘Weet jij hoe dolfijnen communiceren?’ Nu weet ik net als iedereen dat ze via geluid communiceren dus ik ging ervan uit dat de vraagster (die zich voorbereidt op een spreekbeurt) meer informatie van de dolfijnen zou willen. Weer een leuke uitdaging.
Als eerste laten ze weten veel spel en veel plezier te hebben.
Daarna laten ze zien dat er niet alleen geluid mee gaat in de communicatie maar ook voelbare energie. Ze laten het zien als een geluidslijn met direct daaronder een gevoel/emotie. Maar die is niet meetbaar. ‘Je ontvangt elkaars gevoelens,’ zeggen ze. Ze laten het zien als één golvende beweging (in de zin van continu in actie en harmonieus zijn).
Ik vraag of ze nog wat aan de vragenstelster willen zeggen en krijg als antwoord dat ze zelf tijdens haar spreekbeurt kan oefenen met emoties doorgeven aan elkaar. Dan kunnen ze zelf deze communicatievorm testen.
Je kunt tweetallen maken en elkaar om de beurt 3 emoties doorgeven. Daar mag niks bij gezegd worden en de ontvanger moet de ogen dichthouden zodat hij geen gezichtsuitdrukking kan zien (je kunt ook achter iemand gaan staan en die gevoelens doorgeven).
De gever moet van te voren de volgorde hebben opgeschreven (bijv. blij, boos, verlegen etc.) en de ontvanger moet het na elke doorgeving ook opschrijven. Daarna kun je kijken hoeveel mensen in de klas de juiste emotie hebben opgepikt van een ander.
Wat een leuke opdracht van de dolfijnen!

maandag 15 maart 2010

De ringbandparkieten

Ik heb nooit geweten dat familie van ons iedere winter de zorg op zich neemt om een groep ringbandparkieten de winter door te helpen. Hun boom hangt vol pinda’s, zonnebloempitten en fruit. En deze koude winter kregen de vogels zelfs extra voedzame pinda’s.
Vol belangstelling kijken we vanuit het raam naar de dieren. Ik popel om ze te spreken maar dat doe ik nooit ter plekke. Voor nu moet ik genoegen nemen met enkel kijken. Al gauw zitten er achttien vogels in de boom en merkt mijn schoonzus op dat ze er nog nooit zoveel tegelijk heeft gezien. Veertien was de max.
De volgende dag mag ik … Meteen laten de vogels me weten dat ze de autolucht vies vinden. Ik ben verbaasd omdat er helemaal niet extreem veel auto’s rijden op die plek. Maar ze laten weten gevoelige luchtwegen te hebben en stoffen zijn al gauw scherp in hun longen. Daarna vertellen ze dat ze niet van de grond eten, zoals merels, en dat er dus in de bomen voedsel moet zijn.
Ik vraag of ze iets kunnen laten zien van zichzelf en meteen geven ze een lawaaierig en aandachttrekkerig gevoel door. Ze zijn op een andere manier brutaal dan kraaien. Kraaien zijn een soort vagebonden maar deze vogels zijn vrolijk en uitdagend. Ze doen graag gek en zijn meer de clowns. Ze laten me het spel van aantrekken en afstoten met mensen zien.
Omdat ze zo mooi zijn maakt onze schoonzus zich weleens zorgen of er geen mensen komen om de vogels te vangen en te verkopen. In een beeld waarschuw ik de vogels voor al te grote vrijpostigheid naar mensen en ik laat gevangen vogels zien. Meteen worden ze heel boos! Ik zie ze geagiteerd krijsen en voel een ontzettende woede. Hun woede.
‘Ik wilde jullie alleen maar waarschuwen niet al te goed van vertrouwen te worden,’ zeg ik. Ze kalmeren en laten weer allemaal vrolijke buitelingen zien. ‘Eén adviesje dan,’ probeer ik nog, ‘wees alert.’ Ze geven hun onbevangenheid door en hun hang naar lol maken.
‘Hebben jullie nog wat te zeggen?’ vraag ik.
‘Wij hebben het prima naar ons zin!’ Nou, dat gevoel heb ik goed doorgekregen van ze. Maar hun woede was ook indrukwekkend. Dat doet me denken aan de amazone die ik sprak. Haar verhaal is in twee stukken te lezen: 1 en 2.