Ik heb een paar dagen nodig voor ik de moed heb om contact te zoeken met de krekels.
Tenslotte hebben we dozijnen krekels aan Henkie gevoerd (zie de serie De jonge zwaluw).
Het eerste dat ik hoor is: ‘Het doden is niet erg.’
Kennelijk hebben ze al iets van mijn bezwaar opgevangen maar het is me een beetje to the point.
Ik wilde wat algemener beginnen en vraag wat voor dieren het zijn.
‘Wij zijn heel goedgehumeurd. Hebben ontzettend plezier in het springen. Zijn dan hier, dan daar. Genieten ervan.’
Het geluid dat ze maken is een lokroep en de krekel die ik hier spreek vindt het buiten heerlijk.
‘We kunnen niet springen in het doosje. Het is daar veel te klein voor ons,’ zegt hij. ‘Wij willen ruimte, plezier maken.’
Ik vraag wat ze ervan vonden dat het dekseltje steeds open ging en er een uitgehaald werd met de pincet.
‘Oeps. That’s it.’ Nu reageert de krekel kennelijk namens andere krekels (of ik hoor nu een ander individu, dat weet ik niet).
Ik vertel dat wij er moeite mee hadden en dat het ons behoorlijk begon tegen te staan.
‘Jullie moeten niet zo moeilijk doen. That’s life. Jullie deden het toch voor de zwaluw? Dat is goed. Wij zijn voedzaam.’
Ik zeg hem dat we de overgebleven krekels met plezier buiten hebben gezet en de krekel laat weten het kliekje al kwijtgeraakt te zijn. Daarbij doelt hij volgens mij op de ruimte die ze nu hebben. Want elke avond hoor ik ze dus ze horen elkaar ook en weten dat ze niet de enige krekel zijn.
‘Dus je neemt ons niks kwalijk?’ vraag ik voor de zekerheid nog een keer.
‘Nee, maar je kunt de kwekers zeggen dat we wel grotere dozen willen. Lekker springen! Als je het leven hebt, laat het dan goed zijn. Die doosjes zijn veel te benauwd.’
Ik zeg dat ik het leuk vind te merken dat ze zo opgeruimd zijn.
Hij antwoordt: ‘Je kunt niet springen met een zwaar karakter!’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten