Iemand stuurde deze foto die een maand geleden gemaakt is.
Tijdens het voorstellen vertel ik dat ik graag met vrije dieren praat.
‘Ja, ik ben een vrij dier,’ hoor ik.
De vogel vertelt hoe hij over zee vliegt en zich laat zweven. Hij laat weten heerlijk hard te kunnen gaan en laat me duikvluchten en bochten zien.
Als ik hem het beeld van de foto geef, vertelt hij aan de branding eten te zoeken.
Ik vraag hem hoe hij tegen mensen aankijkt.
‘Mensen komen hier tot rust,’ antwoordt hij. ‘Ze nemen de tijd om rond te kijken en genieten van ons. Ze zien ons.’
Hij vertelt dat mensen soms alleen maar lopen. In zichzelf gekeerd. Soms komen ze met een hond. Volgens hem is het allemaal goed, er is ruimte genoeg.
Dan laat hij vliegerende mensen zien. ‘Ik denk dat mensen ook willen vliegen. Maar mensen zijn voor de grond. Ze hebben twee voeten en geen vleugels. Daarom gaan ze naar de zee. Dan kunnen hun gedachten wegvliegen. Daar knappen ze van op.’
De vogel zegt soms medelijden te hebben met mensen. Ze nemen zoveel zwaarte mee.
‘Kleine mensen niet (hij bedoelt kinderen). Grote mensen worden lichter als ze met kleine mensen zijn. Als ze echt aandacht hebben voor ze. Niet als ze niet kijken en last hebben van ze.’
Hij bekijkt mensen wel eens vanaf een paal.
‘Ze nemen zoveel donkerte mee, zoveel zwaarte.’
Ik vraag wat hij daarvan vindt.
‘Soms word ik verdrietig. Soms maak ik capriolen voor ze. Soms vlieg ik weg.’
Hij zegt de zorgen van mensen vaak mee te nemen en in zee te gooien.
‘Verdrietige mensen help ik graag. Hun ballast gooi ik in zee.’
Ik vraag hem of hij er last van heeft.
‘Nee, ik word blij als mensen lichter weggaan. Eigenlijk ben ik een kustwacht voor (emoties van) mensen. Als mensen me nodig hebben, kom ik. Dat geef ik ze graag.’
Hij vertelt dat er veel momenten over zijn dat zij de zee voor zichzelf hebben.
Ik zeg hem dat ik het een mooie boodschap vind.
‘Ja, vertel het ze maar.’
Tijdens het voorstellen vertel ik dat ik graag met vrije dieren praat.
‘Ja, ik ben een vrij dier,’ hoor ik.
De vogel vertelt hoe hij over zee vliegt en zich laat zweven. Hij laat weten heerlijk hard te kunnen gaan en laat me duikvluchten en bochten zien.
Als ik hem het beeld van de foto geef, vertelt hij aan de branding eten te zoeken.
Ik vraag hem hoe hij tegen mensen aankijkt.
‘Mensen komen hier tot rust,’ antwoordt hij. ‘Ze nemen de tijd om rond te kijken en genieten van ons. Ze zien ons.’
Hij vertelt dat mensen soms alleen maar lopen. In zichzelf gekeerd. Soms komen ze met een hond. Volgens hem is het allemaal goed, er is ruimte genoeg.
Dan laat hij vliegerende mensen zien. ‘Ik denk dat mensen ook willen vliegen. Maar mensen zijn voor de grond. Ze hebben twee voeten en geen vleugels. Daarom gaan ze naar de zee. Dan kunnen hun gedachten wegvliegen. Daar knappen ze van op.’
De vogel zegt soms medelijden te hebben met mensen. Ze nemen zoveel zwaarte mee.
‘Kleine mensen niet (hij bedoelt kinderen). Grote mensen worden lichter als ze met kleine mensen zijn. Als ze echt aandacht hebben voor ze. Niet als ze niet kijken en last hebben van ze.’
Hij bekijkt mensen wel eens vanaf een paal.
‘Ze nemen zoveel donkerte mee, zoveel zwaarte.’
Ik vraag wat hij daarvan vindt.
‘Soms word ik verdrietig. Soms maak ik capriolen voor ze. Soms vlieg ik weg.’
Hij zegt de zorgen van mensen vaak mee te nemen en in zee te gooien.
‘Verdrietige mensen help ik graag. Hun ballast gooi ik in zee.’
Ik vraag hem of hij er last van heeft.
‘Nee, ik word blij als mensen lichter weggaan. Eigenlijk ben ik een kustwacht voor (emoties van) mensen. Als mensen me nodig hebben, kom ik. Dat geef ik ze graag.’
Hij vertelt dat er veel momenten over zijn dat zij de zee voor zichzelf hebben.
Ik zeg hem dat ik het een mooie boodschap vind.
‘Ja, vertel het ze maar.’
Prachtig zeg! Wat een geweldige dieren zijn er toch!
BeantwoordenVerwijderen