woensdag 22 april 2009

De hommel


Op een ochtend zoemt er een hommel door de boot. Ik maak een foto zodat ik op een rustig moment contact kan leggen met haar.
Bij het voorstellen van mij aan haar vertel ik dat ik haar in de boot trof. ‘Ik kon er niet uit.’
Ik vraag haar of ze iets van zichzelf wil vertellen.
Ze is behoorlijk communicatief: ‘Ik ben zacht. Imposant. Er komt heel wat aanvliegen als ik er aan kom. Ik voel me belangrijk.’
Ik vraag wat ze zoal doet.
‘Ik vlieg rond, verken de omgeving. Haal voedsel uit de bloemen.’
Ze vertelt dat hommels mooi zijn. ‘Mensen maken ons niet dood.’
Dan: ‘Wij waarschuwen dat we eraan komen door ons gezoem. Dan kunnen mensen naar ons kijken. Ik voel me mooi en belangrijk.’
Ik vraag haar wat zij doet, wat haar taak is en krijg grote verbazing door bij het horen van die vraag. ‘Ik ben.’
Ik vraag of ze niet een nuttige taak heeft. ‘Ik laat me zien.’
Ze zegt dat ze ’s winters sterven in hun hol. Eén overleeft en gaat er weer uit. Dan komen er nieuwe hommels. Er is geen plek meer voor de oude.
Ik hoor dat er een paar zijn die overleven en zij is er ook zo een.
Waarom jij, vraag ik. ‘Ik kan goed voor mezelf zorgen. Ik heb een tweede kans.’
Haar boodschap aan ons mensen is: ‘Maak ons nooit dood. Wij zijn groot en mooi. Wij zijn geen gevaar voor mensen.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten