woensdag 22 april 2009

De eend


Al een paar keer heb ik flapvoeten op het dak van de roef gehoord maar ik kon nooit achterhalen wie er aan boord was.
Tot ik op een ochtend twee eenden in de tuin op het voordek tref. Ik vang ze weer met mijn fototoestel en zoek contact met het mannetje.
Als ik uitleg dat ik op de boot woon, hoor ik meteen: ‘Die leuke boot!’
Vanuit hun positie ben ik benieuwd hoe de boot is en hoe ze zien dat er een tuin op is.
‘We vliegen over en vertellen elkaar dingen. Van boven lijkt het een eiland in het water. We zoeken een goede plek voor nesten.’
Ik vraag of dit een goede plek is. ‘Nee, we kunnen niet zomaar weg. Als er niemand aan boord was: prima!’
Iemand vertelde mij dat hij eenden vaak een bepaald geluidje ziet maken met een aparte beweging erbij en ik vraag de eend wat dat is. ‘Dan zijn we vrolijk.’
Ik vertel dat diegene het als een soort ritueel zag en krijg door: ‘Alles is een eerbetoon aan de schepping. Dat komt van binnenuit bij ons.’
Het hoge woord moet er maar uit: hun manier van paren, dat er voor ons zo gewelddadig uitziet.
Hij legt uit dat ze de vrouwtjes met hun hele lijf onder water moeten houden omdat ze anders door de druk aan een kant wegschieten. Dat is een eigenschap van water.
Ik zeg dat ze ook zo doen op de kant en hij legt uit dat ze het zo gewend zijn. Dan laat ik het beeld zien dat de vrouwtjes weg willen en hij zegt dat vrouwtjes weten wanneer ze bevrucht zijn maar dat de mannetjes voor de zekerheid doorgaan.
Hij laat weten dat ze samen de jonge eendjes grootbrengen.
‘We verliezen er veel. Dat is de natuur. We proberen er zoveel mogelijk te houden. Er zijn teveel gevaren, het is te onoverzichtelijk. We hebben geen boxen, zoals mensen. Het is een grote verantwoordelijkheid, zoveel kleintjes.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten