Als ik contact probeer te maken met de stadsduif, is er van zijn kant ongeïnteresseerdheid. Hij laat zichzelf zien tussen de mensen en tussen verkeer en ik hoor een hoop achtergrondlawaai.
Ik vraag hem hoe hij leeft.
‘Je ziet het … altijd druk,’ is het antwoord.
‘Ik leef tussen de mensen.’
Ik vraag hem of hij niet bang is dat hem wat gebeurt maar dat is hij niet.
‘Mensen letten wel op. Ik hoef geen aandacht van mensen. Het is hier erg voor jezelf gaan. Wij leven met de mensen. Zij doen ons niks en wij doen hen niks.’
Op mijn vraag hoe het met eten is, geeft hij door dat er meer dan genoeg is. Extra voeren hoeft niet.
Hij laat weten dat er soms een kind of een hond is die hen opjaagt. Verder worden ze geaccepteerd.
Ik vraag hem waar hij slaapt en krijg te horen dat hij hoog slaapt, liefst op een vaste plek. Soms dringen andere duiven om een goede plek.
‘’s Ochtends begint het straatleven weer,’ laat hij weten.
De hele tijd laat hij zien hoe hij rondloopt tussen de mensen en ik leg hem voor dat kraaien of meeuwen dat nooit op die manier zouden doen.
‘Kraaien en meeuwen zijn veel schreeuweriger. Wij glippen overal tussendoor.’
Ik vraag waarom hij steeds naar de grond kijkt tijdens dit gesprek.
‘Ik hoef geen contact met mensen. Ik heb er geen last van maar ik hoef niks van ze,’ vertelt hij. Dat verklaart zijn desinteresse in het gesprek.
‘En voer dan?’ vraag ik.
‘Ik kan zelf wel voer vinden. Ik zie heel veel benen en schoenen.’
Verder heeft hij niks meer te zeggen.
Ik vraag hem hoe hij leeft.
‘Je ziet het … altijd druk,’ is het antwoord.
‘Ik leef tussen de mensen.’
Ik vraag hem of hij niet bang is dat hem wat gebeurt maar dat is hij niet.
‘Mensen letten wel op. Ik hoef geen aandacht van mensen. Het is hier erg voor jezelf gaan. Wij leven met de mensen. Zij doen ons niks en wij doen hen niks.’
Op mijn vraag hoe het met eten is, geeft hij door dat er meer dan genoeg is. Extra voeren hoeft niet.
Hij laat weten dat er soms een kind of een hond is die hen opjaagt. Verder worden ze geaccepteerd.
Ik vraag hem waar hij slaapt en krijg te horen dat hij hoog slaapt, liefst op een vaste plek. Soms dringen andere duiven om een goede plek.
‘’s Ochtends begint het straatleven weer,’ laat hij weten.
De hele tijd laat hij zien hoe hij rondloopt tussen de mensen en ik leg hem voor dat kraaien of meeuwen dat nooit op die manier zouden doen.
‘Kraaien en meeuwen zijn veel schreeuweriger. Wij glippen overal tussendoor.’
Ik vraag waarom hij steeds naar de grond kijkt tijdens dit gesprek.
‘Ik hoef geen contact met mensen. Ik heb er geen last van maar ik hoef niks van ze,’ vertelt hij. Dat verklaart zijn desinteresse in het gesprek.
‘En voer dan?’ vraag ik.
‘Ik kan zelf wel voer vinden. Ik zie heel veel benen en schoenen.’
Verder heeft hij niks meer te zeggen.
Het zijn pragmatische, intelligente dieren die steeds meer beginnen te lijken op die wezens met wie ze al duizenden jaren verkeren: mensen.
BeantwoordenVerwijderenLees ook mijn artikel hierover:
http://zilvervis.wordpress.com/2010/11/08/plaatselijk-verbond-duivenbestrijders-bv/