De langpootmug laat meteen weten ver van mensen af te staan. Hij wil wel communiceren maar is ook wat verlegen en weet niet of hij wat te zeggen heeft.
Ik vraag hem of hij iets kan vertellen van zichzelf.
‘Ik ben een wijd verspreid dier. Mijn lijf en poten zijn ver uit elkaar. Ik ben toch één, ondanks de gaten. De uiteinden van mijn poten zijn net zo belangrijk als mijn lichaam. Maar het staat ver van elkaar.
Er zitten gaten tussen, ook in mijn beleving van alles.
Ik kan mijn poten niet onder me trekken en mijn vleugels niet inslaan.
Daardoor besla ik wel een groot deel van een oppervlakte maar ik mis dingen. Heb het geheel niet duidelijk. Er is altijd lucht tussen een oppervlakte en mij.’
Ik sta een beetje te klapperen met mijn oren als ik zijn informatie probeer te verwerken en te begrijpen.
Hij vervolgt: ‘Ik neem gefragmenteerd waar. Alles bestaat uit stukjes.’
Op mijn vraag wat hij de hele dag doet, antwoordt hij: ‘Ik probeer te begrijpen.’
Hij geeft me een zorgelijke basishouding door. Hij weet het allemaal niet.
Ik vraag hem waarom hij een langpootmug is geworden.
‘Om te leren vragen stellen.’
Het is voor mij wat verwarrend. Dieren staan dichter bij de Bron en ‘weten’ vaak beter dan mensen.
‘Dat is een ander weten. Dat is rust en vrede. Het aardse weten is een continu afvragen.’
Ik vraag hem of hij denkt dat hij het aan het eind van zijn leven weet.
‘Nee, de vragen blijven. Ik moet hier leren me dingen af te vragen. Ben door mijn lichaam gedwongen me vragen te stellen. Er zijn geen zekerheden. Alles is een vraag. Ik ben het geheel kwijt.’
Ik vraag hem hoe dat voelt.
‘Dat is goed. Het voelt als het omwoelen van aarde. Er ontstaat lucht, nieuwe groeimogelijkheden.’
Ik zeg de langpootmug dat ik het een verrassend en mooi verhaal vind en bedank hem.
‘Ik ga verder met me afvragen.’
Na dit bijzondere contact vraag ik me ook enkele dingen af.
Ik vraag hem of hij iets kan vertellen van zichzelf.
‘Ik ben een wijd verspreid dier. Mijn lijf en poten zijn ver uit elkaar. Ik ben toch één, ondanks de gaten. De uiteinden van mijn poten zijn net zo belangrijk als mijn lichaam. Maar het staat ver van elkaar.
Er zitten gaten tussen, ook in mijn beleving van alles.
Ik kan mijn poten niet onder me trekken en mijn vleugels niet inslaan.
Daardoor besla ik wel een groot deel van een oppervlakte maar ik mis dingen. Heb het geheel niet duidelijk. Er is altijd lucht tussen een oppervlakte en mij.’
Ik sta een beetje te klapperen met mijn oren als ik zijn informatie probeer te verwerken en te begrijpen.
Hij vervolgt: ‘Ik neem gefragmenteerd waar. Alles bestaat uit stukjes.’
Op mijn vraag wat hij de hele dag doet, antwoordt hij: ‘Ik probeer te begrijpen.’
Hij geeft me een zorgelijke basishouding door. Hij weet het allemaal niet.
Ik vraag hem waarom hij een langpootmug is geworden.
‘Om te leren vragen stellen.’
Het is voor mij wat verwarrend. Dieren staan dichter bij de Bron en ‘weten’ vaak beter dan mensen.
‘Dat is een ander weten. Dat is rust en vrede. Het aardse weten is een continu afvragen.’
Ik vraag hem of hij denkt dat hij het aan het eind van zijn leven weet.
‘Nee, de vragen blijven. Ik moet hier leren me dingen af te vragen. Ben door mijn lichaam gedwongen me vragen te stellen. Er zijn geen zekerheden. Alles is een vraag. Ik ben het geheel kwijt.’
Ik vraag hem hoe dat voelt.
‘Dat is goed. Het voelt als het omwoelen van aarde. Er ontstaat lucht, nieuwe groeimogelijkheden.’
Ik zeg de langpootmug dat ik het een verrassend en mooi verhaal vind en bedank hem.
‘Ik ga verder met me afvragen.’
Na dit bijzondere contact vraag ik me ook enkele dingen af.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten