De vraag is hoe het hem momenteel vergaat.
Als ik contact zoek word ik eerst getaxeerd vanuit een oplettend oog. Het dier kijkt me onderzoekend aan en ik vertel over de tijd van de gebroken poot.
‘Ja, hoe heeft dat me kunnen gebeuren,’ hoor ik.
Hij vertelt dat hij het doodeng vond dat hij gevonden en overgeleverd was. Normaal gesproken zou hij gezorgd hebben dat hij uit de buurt bleef.
Ik vraag hem hoe het was met deze vrouw en hij moet toegeven dat ze voorzichtig en lief deed. Ondanks de situatie had hij wel vertrouwen.
Ik zeg: ‘Ze zal wel goed naar je gekeken hebben. Mensen zien namelijk niet vaak vleermuizen van dichtbij.’
‘Een mens van dichtbij …!’ Hij griezelt er bij wijze van spreken nog van en hij geeft mij het beeld van een enorm grote vleermuis die mij van dichtbij intensief aankijkt.
Ik vraag hoe het hem daarna vergaan is en hij laat donkerte zien. Hij werd door de andere mensen harder aangepakt maar wel zorgvuldig.
Daarna was hij heel alleen in een vreemde omgeving. Ik krijg een heel naar gevoel door.
Het is me onduidelijk of hij heeft gebeten of wilde bijten. Ik zie namelijk heel scherpe tandjes.
Hij was blij toen hij losgelaten werd.
Een plek zoeken was niet makkelijk maar ik heb het idee dat hij nu onder een dak van een boerderij of zo verblijft. Hij laat zien hoe hij daar opgevouwen slaapt.
Ik zeg: ‘O ja, jullie hangen op de kop, hè?’
‘Dat is maar hoe je het ziet. Misschien leven jullie wel op de kop.’
We hebben even samen pret.
Dan vertel ik hem dat mijn vader als kind altijd een hoed naar boven gooide en dat de vleermuizen eronder doken en met hoed en al naar beneden vielen.
De vleermuis glimlacht trots. ‘Ja, dat kunnen wij goed. Minder leuk is dat we dan naar beneden vallen natuurlijk. Maar we zullen het blijven doen omdat we het goed kunnen.’
(Ik splits het verhaal op in verband met de lengte/leesbaarheid.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten