dinsdag 17 juli 2012
De geelwangschildpad (deel 4)
‘Voeg je maar naar wat er op dat moment is,’ zei schildpad Yeng in het eerste gesprek.
Toen ik zei dat dat voor mij niet makkelijk is, was het antwoord dat ik maar moest trainen. Heb ik dus niet gedaan, want iedere keer als het te koud is voor Yeng om te zonnen vind ik hem heel zielig. Zo zielig dat ik weer contact met hem opneem.
‘Wat kom je toch vaak!’ ‘Nou, dat valt toch wel mee,’ sputter ik. ‘Heb je er last van?’ Ja, wel een beetje dus. ‘Maar je stelt de lijn zelf open,’ merk ik ad rem op. ‘Dat is nieuwsgierigheid.’
Ik leg hem uit dat ik hem eigenlijk heel zielig vind zo, in dit water. ‘Ik ben er toch nog?’ In een flits sluiten we kort wat het verschil is tussen hem en mij: hij maakt zich geen zorgen om wat komen gaat, terwijl ik al denk over nog koudere dagen en de winter. ‘Het is zoals het is,’ vindt Yeng. ‘Ik zoek de zon en zal altijd zoeken naar de meest comfortabele plek.’ ‘Ja, maar… de kou…’, hou ik hem voor. ‘Dat is geen doodsgevecht, maar een wegglijden.’ Ik blijf er zorgelijk onder en wordt door hem geïrriteerd op m’n vingers getikt: ‘Hou toch es op! Ik red me. En niet, dan niet.’ Ik vraag of hij binnen opgevangen zou willen worden, maar opvang door ons is voor hem geen garantie dat het goed gaat. Hij lijkt het liever zelf te doen in de vrijheid, dan afhankelijk te zijn in gevangenschap. ‘Je kunt ook de zonnige dagen tellen,’ vindt Yeng. ‘En dat fijn vinden voor mij. Leven is niet iets dat koste wat kost gedaan moet worden. Als het leven voor mij minder goed wordt, is er meer bewustzijnsvernauwing.’ Het is duidelijk dat hij er daardoor minder last van heeft. Het lijkt een natuurlijke staat van hem: met zon, in de comfortabele stand, optimaal genieten met alle zintuigen open en als het slechter gaat een bewustzijnsvernauwing waardoor het allemaal minder erg is. ‘Als jij nou eens ophoudt met je zorgen maken,’ adviseert Yeng. ‘Wees nou maar blij voor mij als ik lekker lig. Je vindt het toch leuk dat ik er ben?’ Ja, ik vind het leuk dat hij er is. Laat ik inderdaad maar ophouden met me zorgen maken en volstaan met naar hem kijken.
zondag 8 juli 2012
De geelwangschildpad (deel 3)
Ik mailde naar het Schildpaddencentrum in Alphen aan de Rijn en kreeg het volgende antwoord terug:
In Nederlandse wateren aangetroffen waterschildpaddenzijn bijna altijd sierschildpadden afkomstig uit de warmere streken van de Verenigde Staten. Het zijn subtropische dieren en horen zeker niet in onze fauna thuis.
Buiten het gegeven van faunavervalsing kwijnen subtropische schildpadden in ons koude klimaat langzaam weg. Dit los van het feit dat ze een bedreiging vormen voor bepaalde inheemse diersoorten.
Voor de warmtebehoeftige schildpad is onderbrengen bij een gespecialiseerd opvangcentrum verreweg de beste en meest verantwoorde oplossing.
Het Schildpaddencentrum heeft helaas onvoldoende mensen en middelen om gedane meldingen in Nederland af te rijden!
Aanvulling:
Waterschildpadden aantreffen in de Nederlandse fauna is overigens geen bijzonderheid.
Helaas worden deze dieren regelmatig gedumpt door mensen die de veeleisende verzorging binnenshuis niet meer kunnen opbrengen.
Wij ontvangen jaarlijks dan ook een groot aantal meldingen vanuit geheel Nederland!
Vangstmethoden:
Er bestaan geen zogeheten standaardtechnieken om waterschildpadden te vangen.
Ook professionele organisaties zoals bijvoorbeeld de dierenambulance lukt het vaak niet waterschildpadden uit vijvers, plassen of sloten weg te vangen (als ze er al aan beginnen?).
Hoe groter en dieper het water... hoe moeilijker het vangen van gezonde waterschildpadden is.
Pas als de dieren ernstig verzwakt zijn is het mogelijk ze te benaderen en te vangen!
zaterdag 7 juli 2012
De geelwangschildpad (deel 2)
Na dit gesprek springt de schildpad bijna niet meer in het water als wij eraan komen. Hij blijft rustig liggen in de zon, maar is wel heel alert. Als ik voorzichtig door het raampje naar buiten gluur, gaat het koppie al iets bewegen. De meningen aan boord zijn verdeeld. Ik vind dat we stil en rustig moeten doen, een ander vindt dat hij zich in een sociale context begeeft en zich ook deels moet aanpassen.
Hij krijgt van een van de dochters de naam Yeng. Een variatie op Yin en Yang, mannelijk-vrouwelijk. Bovendien vindt de dochter dat we wat meer internationaal moeten gaan met namen.
Tijdens het gesprek kreeg ik het woord clusteren door en ik heb sterk het vermoeden dat deze soort het liefst met een aantal bij elkaar is. Ik lees een blog van mij uit 2009 terug over roodwangschildpadden. Die gaven destijds aan niet gelukkig te zijn. Mensen zeiden toen tegen mij dat ze prima kunnen overleven in Nederlandse vijvers, maar nu ik me wat verder verdiep, lees ik dat ze maar een jaar of zes worden op deze manier. Het dumpen van een schildpad kan vergeleken worden met het vastbinden van een hond aan een boom. In het juiste klimaat kunnen deze schildpadden ouder dan veertig worden. En dan hebben we het over warm water. Kouder dan 18 graden moet het voor deze dieren niet worden.
Ik ga weer naar Yeng en vraag of hij weet waar hij vandaan komt. Ik voel dat de verzorging niet best was. Dat kan ik me ook voorstellen. Als iemand zo ver komt dat hij zijn schildpad naar de IJssel brengt, zit daar vast een periode aan vooraf dat er geen plezier meer met elkaar was en het dier een last werd. Het vrije water en meer zuurstof schijnt Yeng goed gedaan te hebben. Maar als groep zijn ze sterker. Dit is erg alleen voor hem. Als ik erop doorvraag, hoor ik weer het woord clusteren en omdat ik dat woord nooit gebruik, zoek ik het op in het woordenboek: samenbrengen in groepen met gemeenschappelijke eigenschappen of kenmerken. Voor Yeng is het alleen zijn eigenlijk te uitputtend. Hij moet teveel opletten. Als ik dat koppel aan wat hij eerst doorgaf (dat zijn binnenwereld en buitenwereld één zijn), dan kan ik me voorstellen dat een groep die samen oplet inderdaad meer rust geeft voor het individu. Het is ook mijn motto: als we allemaal een beetje doen, doen we samen heel veel. Arme Yeng, als ik nu naar hem kijk, zie ik een eenzaam dier in z’n soort. Ik hoop dat hij zich door ons wel welkom weet. Ik denk het wel, gezien het feit dat hij nu rustig blijft liggen zonnen.
De geelwangschildpad (deel 1)
Regelmatig horen we een grote plons als we buiten komen. Het kan een grote vis zijn of een zwemvogel die van schrik onderduikt, maar beiden kloppen niet met onze jarenlange geluidservaringen rond dit schip. Dit is duidelijk nieuw en het zet ons voor raadsels.
Na een dag of twee zie ik ineens een schildpad in het water drijven, genietend van de zon. En een tijdje later zit hij op de schuine steigerpalen. Daar springt hij dus vanaf als hij iets hoort of ziet aan boord.
Je gunt zo’n dier z’n rust in de zon, dus maak ik contact met hem met het doel hem gerust te stellen. Hij laat zien dat deze plek hem bevalt: uit de wind, in de luwte van het schip, aan de kant van de zon. Het voelt veilig. Ik vertel hem dat we nog nooit eerder een schildpad hier hebben gezien en krijg meteen terug: ‘Door jullie snelheid en lawaai zie je veel niet.’
Toe maar. Maar het maakt me natuurlijk wel nieuwsgierig. Wat ziet en ervaart een schildpad? In een flits laat hij zien dat zijn binnenwereld en zijn buitenwereld één zijn. Harmonie in hem is harmonie in zijn omgeving en omgekeerd. Dus als wij met ons lawaai zijn buitenwereld komen verstoren, reageert hij daar met zijn binnenwereld op door meteen in het water te springen en zichzelf in veiligheid te brengen. ‘Jullie komst doorbreekt de harmonie, dus moet ik weg uit die situatie.’
Hij brengt het zo eenvoudig maar bijzonder helder op me over, dat ik er stil van ben. Ik heb op dit punt te maken met een meerdere. ‘Voeg je maar naar wat er op dat moment is,’ geeft hij door. ‘Dat is niet makkelijk voor mij,’ sputter ik. ‘Ga maar trainen,’ is het antwoord.
vrijdag 6 april 2012
De roeken in Zutphen
Het is me wat met de roeken in Zutphen.
60.000 euro is besteed aan bestrijding van de kolonies en het gevolg is dat de dieren zich vermeerderd hebben.
Ik heb er wel lol om, want 27 april 2010 sprak ik deze roeken al (zie blog) en was het me duidelijk dat ze niet zouden vertrekken naar een andere plek. En ik moet toegeven: ik vond hun argumenten steekhoudend en kon me absoluut niet aan de mensenkant scharen.
Volgende keer eerder een dierentolk inschakelen bij "overlast"? Normaal gesproken is er goed te overleggen met dieren. Maar wél op basis van respect.
Ik stel me trouwens ook wel eens voor hoe het eruit zou zien als dieren in opstand zouden komen tegen de overlast die wij mensen veroorzaken...
Lees hier het artikel in de Stentor over de roeken.
vrijdag 16 maart 2012
De kraai wiens tijd het was
Ik pak een kooi en leg de kraai op een bedje van hooi. Contact maken lukt niet. Het draait hem steeds in z’n koppie waardoor hij zijn aandacht niet kan focussen. Ik ben in de kamer wat aan het rommelen en op een gegeven moment hoor ik een geluidje. Het blijkt de laatste adem te zijn.
Nieuwsgierig als ik ben, kijk ik of ik nu wel contact kan krijgen. In mijn beeld zie ik de kraai omhoog vliegen en steeds lichter worden, zowel qua kleur als energie. Ik wil met hem mee en volg hem omhoog. Maar het is duidelijk dat hij naar een gebied gaat waar ik niet heen kan. Ineens lopen de tranen me over de wangen: ik wil mee naar die vredigheid waarin hij zich begeeft!
Dan stopt de kraai, komt terug naar het niveau tot waar ik kon komen en zegt: “Het is jouw tijd nog niet!” “Maar het is daar zo mooi…” piep ik.
We raken aan de klets. De kraai vertelt dat hij inderdaad is aangereden. Ik vind het niet bij kraaien horen om zich te laten aanrijden. “De kou maakt onvoorzichtig,” excuseert hij zichzelf. We kletsen wat door, tot hij op een echte kraaienmanier zegt: “Zeg, ik hoef hier toch niet te blijven omdat jij niet mee kan?!” Nee, natuurlijk niet, dat is niet de bedoeling. Dus ik bedank hem voor het gesprek en hij vertrekt.
Ik zit aangeslagen op mijn stoel. Dat heeft er even flink ingehakt! Dan gaat de telefoon. Een vriendin belt om te vertellen dat ze er twee weken geleden is uitgepikt bij het bevolkingsonderzoek, er meerdere tumoren zijn ontdekt, alles razendsnel gegaan is en ze over vier dagen een borstamputatie krijgt. Ik vertel haar van de kraai en mijn wens om met hem mee te gaan. “Dat begrijp ik,” zegt ze, “Ik ben ook niet bang voor de dood. Maar het is mijn tijd nog niet.” Helemaal goed, dan blijven we allebei nog!!
dinsdag 6 maart 2012
De rat als compagnon

Ik schaam me voor ons mensen als ik me realiseer wat we de bruine rat hebben aangedaan door hen zo te zien en kritiekloos de algemene opinie hebben overgenomen, zonder zelf na te denken.
‘Hoe kunnen we de rat in ere herstellen?’ vraag ik hen.
‘Wij hoeven geen connectie met mensen,’ is het antwoord. Het klinkt alsof het te laat is, maar daar hou ik niet van. Het is nooit te laat.
‘Kan ik iets doen?’ ga ik door. ‘Uiteindelijk lopen we hetzelfde pad,’ klinkt het mat en laconiek tegelijkertijd. Deze dieren weten dat mens, dier en natuur één zijn.
Ik ben van mening dat relatieherstel mogelijk moet zijn. Als wij onze leefomgeving schoon houden, hoeven de ratten niet zo dicht bij ons te komen, houden ze hun eigen habitat, blijft hun aantal zoals hun aantal hoort te zijn, kunnen de werelden naast elkaar bestaan en kunnen we de rat gaan waarderen. De rat als compagnon in het creëren van een schone wereld!
Als ik later internet erop nalees, zie ik bij Wikipedia bevestigd dat mensen zelf gezorgd hebben dat de bruine rat voor overlast zorgt door het afvalprobleem niet goed op te lossen.
Abonneren op:
Posts (Atom)