woensdag 7 april 2010

De gevallen roek

Een lezer van deze blog stuurde deze foto van een roek op. Het dier was in gevecht met vijf andere roeken, viel naar beneden en kon niet anders dan zitten op deze tak. Het kostte de vrouw erg veel moeite om de dierenambulance te laten komen (zelf kon ze niks doen omdat ze net een prachtige dochter had gekregen). Aan mij de vraag, een aantal weken later, hoe het met de roek zou gaan.
Het eerste dat ik hoorde was dat het domme pech was en dat de anderen heus niet sterker waren. Ik merkte boosheid en verzet dat ze meegenomen was. Daarna zag ik een grote kooi, met andere vogels. Het was mij onduidelijk of ze nog in die kooi zat (wat dus zou betekenen dat ze niet opgeknapt was) of dat het zo’n indruk gemaakt had dat ze het er nog over had. Als ik het op de datum van de dag van het gesprek zette, zag ik steeds die grote kooi.
Maar het was te vaag dus ik vroeg de vrouw of zij achter meer informatie kon komen. Na veel moeite werd het haar duidelijk dat de vogel naar de vogelopvang was gebracht: “Ze gaven aan dat hij (ze wisten niet of het een mannetje of vrouwtje was) eerst ter observatie in een kleine kooi had gezeten. Aangezien ze geen zichtbare verwonding konden waarnemen (hij had geen gebroken vleugel) hebben ze hem in een grote volière gezet met andere roeken, kauwtjes en kraaien. Hij is na een paar dagen toch doodgegaan alleen weten ze niet wat de oorzaak hiervan is geweest. Hij had ook geen verwondingen van een mogelijke aanval van andere vogels in de volière. Ze vonden het ook raar dat hij zomaar met een gevecht uit de boom was gevallen. Dat zou bij roeken echt niet gebeuren. Wellicht is het zo dat het gewoon een “oude” roek is geweest die al iets onder de leden had en daardoor de klap op de grond maakte.”
Uiteraard zoek ik weer contact met de roek en vraag haar waarom ze niet verteld heeft dat ze dood is (natuurlijk stom van mij om die vraag niet gesteld te hebben, maar dat terzijde).
‘O,’ hoor ik, ‘Is het afgelopen? Hoef ik hier niet meer te zijn?’
Ik leg uit wat ik gehoord heb en hoor van haar dat het beter is zo. In een beeld zie ik dat ze zich terugtrekt uit haar lijf. ‘Ik dacht dat ik nog gebonden was aan het lichaam. Ben nogal een doorzetter. Nu kan ik gaan.’
Ik zie haar licht worden en ‘wegvliegen’. Ze laat mij nogal perplex achter. Ik weet van mensen en huisdieren dat de dood zo snel kan komen dat ze het zich niet realiseren. Nu maak ik dus mee dat dit ook een vrij dier kan overkomen! Voorzichtig vormt zich een beeld van nóg meer zielen die hier blijven rondhangen … het is vast heel druk om ons heen …

dinsdag 6 april 2010

De ezel, Tijn Touber en Piero Ferrucci

Vorig jaar april begon ik op deze blog mijn gesprekken met vrije dieren op te schrijven. Ik heb bewust gekozen om deze dieren vrije dieren te noemen in plaats van wilde dieren en daar ben ik nog steeds blij om. De dieren die vrij zijn van menselijke bemoeienissen leven hun leven namelijk perfect, in vrijheid, naar hun aard en hoe ze bedoeld zijn.
Door onzorgvuldigheid van mijn kant sprak ik soms dieren die toch verbonden zijn aan mensen. Daar sprak vrijheidsberoving uit. Leed dat hen door mensen was aangedaan waardoor ze niet kunnen zijn zoals ze zijn.
De ezel uit Jordanië die menselijke vracht naar boven moet sjouwen heeft erge indruk op me gemaakt:
Overdag moet hij doen wat hij moet doen, gaat alles op de automatische piloot maar ’s avonds en ’s nachts is hij ezel.
Ik vraag hem hoe hij tegen de mensen aankijkt die hem zo gebruiken. ‘Ze zijn uiterlijk hard maar ze hebben ons nodig. In de kern zijn ze afhankelijk van ons en dat maakt ze kwetsbaar. Er zit veel ‘ongevoeligheid’ om maar in de kern zijn ze zacht. Ik zie de kern. Dat is het aanknopingspunt.’
De hele tijd geeft hij me het beeld van een uiterlijk in de vorm van een harde, redelijk onbuigzame massa met daarin een zachte, lichte kern ter grootte van een druif. Ik laat het beeld op me inwerken en zeg dat wij mensen vaak naar het uiterlijk kijken. Deze ezel kijkt alleen naar de kern. ‘Als alles wegvalt blijft de kern over,’ zegt hij.

In het boek Spoedcursus Verlichting van Tijn Touber lees ik: “Assagioli raakte er steeds meer van overtuigd dat ieder mens een kern bezit die intact is en gevuld is met schoonheid. Vandaar ook zijn grote interesse in spiritualiteit.” Roberto Assagioli was de grondlegger van de psychosynthese, en tijdgenoot van de grote psychotherapeuten Sigmund Freud en Carl Jung.
Piero Ferrucci nam het werk van Assagioli over na diens overlijden (1974). Ik citeer (blz. 176): “Volgens Ferrucci zit in ieder van ons een kern, waar we niet zijn gekwetst, waar we gezond, ontvankelijk en krachtig zijn: ‘Ik ben ervan overtuigd dat zelfs mensen die heel veel pijn hebben geleden, deze gezonde kern in zich dragen. Die kern terugvinden is misschien wel de mooiste zoektocht van ons leven. Als we terugkeren naar dit middelpunt – al is het is het maar heel even – dan worden ruzies en wrok ontmaskerd als absurde tijdverspilling.’ “
Het hoofdstuk waarin dit staat gaat over verbondenheid en heeft als titel De kracht van vriendelijkheid.
Ik vind het heel bijzonder dat de ezel me dit heeft kunnen vertellen voor ik het boek las. En ik citeer graag de woorden waarmee ik mijn informatieboekje over diercommunicatie begon:
Luisteren met heel je wezen
naar wat dieren te vertellen hebben
Hun welwillendheid
harmoniseert mens en omgeving

zondag 4 april 2010

De vadereend

’s Middags en ’s avonds zit de vrouwtjeseend niet op de eieren. Als ik in de buurt van de tuin kom, hoor ik steeds een luid gekwaak vanuit het water: vadereend zwemt luid kwakend rond zonder mij uit het oog te verliezen.
Ik besluit contact met hem te zoeken, mede omdat ik op een eerder gemaakte foto zag dat deze eend precies op de plek stond waar het nest nu is.
‘Het is goed daar,’ zegt hij. ‘Hebben jullie die plek samen uitgezocht?’ vraag ik. ‘En hoe wordt je het dan eens?’ ‘Dat weet je,’ is zijn antwoord.
Het lijkt erop dat deze eend zich medeverantwoordelijk voelt. Zeker tot aan het moment dat het vrouwtje echt gaat broeden. Hoe het daarna zit, zal ik later vragen.
Ik vraag hem naar het luide gekwaak dat hij liet horen vanuit het water en ik merk aan alles in hem dat het inderdaad een waarschuwing naar mij was: ‘Wegwezen daar!’ Ondanks zijn felheid van dat moment (zoals hij me dat nu weer laat voelen) besef ik heel goed dat hij volkomen machteloos staat tegenover mij. Als ik de eieren zou willen weghalen zou hij niks tegen mij kunnen doen, al zijn waarschuwende gekwaak ten spijt.
Ik zat al een tijdje te denken om volledig vegetariër te worden en op dit moment weet ik het zeker: het is geen eerlijke strijd om dieren te doden en op te eten. Zonder overleg kun je het niet maken om een dier te gebruiken voor je eigen doeleinden. Dat deze mooie, wilde, dertien in een dozijn-eend nou toch de doorslag geeft …

zaterdag 3 april 2010

De Vlaamse gaai

Deze vogel leeft in Utrecht. Het verbaast me dat hij in zo’n stad leeft en dat vertel ik hem meteen.
‘Overal is eten,’ hoor ik.
Ik weet helemaal niks van Vlaamse gaaien en vertel onnozel dat hij geen kraai is en geen vink … ‘Wat voor vogel ben je?’
‘Ik breng kleur,’ zegt hij stellig. ‘Mensen zijn verwonderd als ze mij zien. Ze leven even op. Er is altijd even een schokje, een stilstaan, een opletten van mensen. Het gewone dagelijkse wordt even doorbroken.’
Op deze foto heeft hij een takje in zijn bek en ik uit mijn bewondering voor hoe vogels nesten maken.
‘Dat kunnen we wel, hoor,’ klinkt het alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Ik laat hem het beeld zien van een nest dat uit elkaar valt maar dat vindt totaal geen aansluiting bij hem. Het komt niet in hem op dat ze zo’n slecht nest zouden maken.
‘Hoe zit het met de partnerkeus?’ vraag ik hem (want volgens mij is hij een mannetje).
‘Je kiest elkaar uit en doet het dan samen.’ Ik krijg het idee dat ze 3 tot 4 eieren leggen maar lees later op internet dat 4 tot 6 eieren gangbaar is.
‘Als jullie het samen doen, wil dat dan zeggen dat het jongen krijgen teveel is voor één vogel?’ vraag ik.
‘Er moet gegeten worden.’ Hij laat zien dat hij eten geeft aan het vrouwtje. Later in het gesprek krijg ik het idee dat ook hij op het nest kan zitten als het vrouwtje eten zoekt.
De vogel laat me zien dat de winter een rustperiode is en dat die nu voorbij is. De drukke periode komt eraan.
We gaan nog even naar de jongen die er straks aankomen en hij laat weten dat als het er teveel zijn, ze er eentje geen eten geven. ‘Het is beter de sterke vogels gezond te krijgen,’ zegt hij. ‘Anders is het een risico voor het hele nest.’
Ik vraag hem of hij nog wat te zeggen heeft voor we het contact afsluiten. ‘Ik laat de mensen verwonderen. Er is even iets opgelicht uit hun eigen wereldje.’

Later lees ik op internet dat Vlaamse gaaien toch kraaiachtigen zijn. Maar ik merk bij hem niet de brutaliteit van de zwarte kraai en de ordeverstoring van de eksters. Ieder vogeltje zingt kennelijk inderdaad zoals het gebekt is.

De eend en de zes eieren

Al een tijdje heb ik plezier om twee eendenstelletjes die ’s ochtends aan boord komen. Op een gegeven moment is er nog maar één stelletje dat komt. Het vrouwtje is de meest vrije: ze loopt op de dekramen, zwemt in het kleine vijvertje, vliegt op de kooi van de papegaai en bekijkt alles ook es vanaf de meerpalen. Best ongebruikelijk gedrag voor een eend, vind ik, om van zo’n hoogte alles te overzien.
In gedachten laat ik ze weten dat ik het leuk vind dat ze aan boord komen, ik heet ze welkom en zeg dat ze niet bang hoeven te zijn.
Had ik dat beter allemaal niet kunnen denken? Een paar dagen geleden ontdekte ik namelijk twee eieren in onze boottuin. En de volgende ochtend zat de eend erop. En verdween ’s middags weer. Om er de volgende ochtend weer te zitten en een derde ei te leggen. Vandaag heeft ze haar zesde ei gelegd en is weer vertrokken.
Via internet begrijp ik dat eenden elke dag een ei leggen en dan pas gaan broeden. Dertig dagen lang. Hoe moet dat met de honden en katten en de buurboot die langszij ligt?
Ik zoek contact met de eend en ze vertelt meteen dat ze een ei aan het leggen is.
‘Ja, dat had ik gezien. Denk je dat het hier veilig is?’ Ik herinner me dat de eenden vorig jaar besloten hadden dat de boot onveilig was.
Ze geeft door dat ze de plek bewust heeft uitgekozen en welkom was. Ze heeft hier geen last van andere eenden of meerkoeten.
Ik spreek mijn zorg uit in verband met de andere dieren en beloof dat ik de tuin voor de honden zal afzetten. De kat daar weghouden zal moeilijker zijn. Als de eend gaat broeden moet ik maar met de kat gaan praten maar ik vrees dat deze jager haar instinct niet kan bedwingen. Ieder jaar probeert ze kleine eendjes uit het water te meppen. Als ze kant en klaar op het schip het ei uit komen … Maar dat duurt nog ruim dertig dagen. Wie dan leeft, wie dan zorgt.
Eerst maar es zien of we de broedtijd veilig kunnen maken voor deze eend.
Ze laat me nog zien dat de tijd van het eieren leggen vergelijkbaar is met een mensenzwangerschap: je hebt je handen nog vrij om te doen wat je altijd deed. De broedperiode is als de eerste periode bij ons: je hebt amper meer tijd voor jezelf en wordt gehouden aan de taak die je toebedeeld is. En daarna, als de eendjes gaan rondzwemmen, is het voor de ouders een hele taak om ze in leven te houden … Wat een cyclus.

Vervolg: Na 12 eieren gelegd hebben, heeft de eend 3 dagen op het nest gezeten. En toen verdween ze. Ik zie haar niet meer en via de diercommunicatie krijg ik amper contact met haar. Op een gegeven moment kreeg ik duidelijk door: 'Laat me maar.' Misschien kom ik er ooit nog achter wat er gebeurd is, maar nu dus kennelijk niet ...

zondag 21 maart 2010

De kamelen

In deze serie gesprekken met vrije dieren heb ik een paar keer een uitglijder gemaakt door met dieren contact te leggen die niet vrij zijn. De Schotse Hooglander zat tóch achter draad en verveelde zich. De Braziliaanse zwerfspin die per ongeluk per vliegtuig in Nederland belandde en nu in een dierentuin zit waar hij zich niet prettig voelt (‘Ik ben geen publieksfiguur, breng mij maar terug.’). De orang-oetang die vermoedelijk in een te klein leefgebied zit. En nu de ezel en de kamelen uit Jordanië.
Omdat ik het contact met deze twee kamelen al gelegd heb, wil ik het de bloglezers niet onthouden. Ook al past het eigenlijk niet tussen de gesprekken met vrije dieren.

Om de een of andere reden zoek ik eerst contact met het achterste dier. Maar daar vind ik geen aansluiting bij en ik vraag het voorste dier of zij wil praten. Ze laat meteen zien dat kamelen ‘overzicht hebben’ en graag in een soort meditatiestand leven.
‘Wij kunnen lange tijd vooruit,’ geeft ze door en daarbij doelt ze niet alleen op het feit dat ze lang zonder water en voedsel kunnen. Ik merk aan haar dat alles slow, doordacht gaat.
Ook deze kameel zegt dat ze heel goed kunnen rennen. Het is wel een heel andere energie dan het gestage lopen. Ze geeft me het idee dat hun rennen voelt als vliegen. Ik krijg de vergelijking met een struisvogelloop. De galop lijkt een onnatuurlijke loop voor ze. In draf houden ze het langer vol. Bij deze beelden laat ze steeds zien dat ze een langgerekte blik hebben.
Ik vertel deze kameel dat de andere kameel veel minder informatief was en dat ik daar bijna bij in slaap viel. Ik ga toch even terug naar die kameel en begrijp ineens dat dit dier minder intelligent is. ‘Je moet mij niet veel vragen. Ik volg. Ik raak vrij snel in de war.’
Dus ga ik terug naar de eerste kameel en die sluit weer aan op de langgerekte blik. Wat weer aansluit bij de kameel uit Petra.
En dan hoor ik ineens: ‘Mijn kinderen zijn me afgepakt. Leven in de kudde is normaal maar mijn kinderen zijn verkocht. Ze zijn te vroeg weggegaan om ze naar de mensenhand te zetten.’ Ik krijg door dat ze hun jongen zo’n drie tot vier jaar bij zich houden en als ik dit later opzoek op internet, zie ik dat dit klopt.
De kameel geeft met een gelaten verdriet door dat de mens het proces verstoort. ‘Je wordt steeds teruggetrokken als kameel. Terug van de woestijn. Terug in ouderschap. Nee, ik ben niet vrij. Mijn hoofd is het meest vrij maar ook daar zijn beperkingen in opgelegd.’
Ik word eigenlijk een beetje down van deze laatste indrukken die ze me geeft en vraag wat ze er van vindt dat ze zo beperkt wordt. ‘Het is zoals het is,’ antwoordt ze. Ze geeft me het beeld door van een heel ruime kring met daar middenin een rechthoek. Dat is de ruimte die ze krijgt terwijl ze graag de hele kring zou willen benutten.

Na zo’n gesprek ben ik nooit trots op ons mensen. En om eerlijk te zijn legt het een nevelig laagje over mijn hele verdere dag. Terwijl ik altijd zo opmonter van gesprekken met vrije dieren. Die kunnen leven naar hoe ze bedoeld zijn, naar hun werkelijke aard.

De kameel in Jordanië

Net als de ezel heeft ook deze kameel werk te doen in Petra, bij de toeristen. Het eerste dat hij laat zien is dat hij graag rent. Hij laat een snelle draf zien waarbij ik de indruk krijg dat het een stabiele loop is waarbij een mens niet hobbelt als hij erop zou zitten.
Hij vertelt dat hij rustig moet lopen. Hij vindt het best als er mensen op zijn rug zitten, in die zin dat hij geen verbinding met ze aan gaat. Hij laat zijn kop zien, gericht op de woestijn, en alles wat daarachter gebeurt laat hem koud: het op- en afstappen van mensen en het lopen met ze.
‘Waarom heb je je blik zo op de woestijn gericht?’ vraag ik hem.
‘Wij zijn voor lange afstanden. Wij hebben een lange adem. Wij zijn er voor lange, grote tochten. Wij kunnen afstanden overbruggen.’
Hij laat het zien als dat ze van punt a naar b lopen en tussen a en b is een enorme afstand. In die tijd tussen a en b gaat alles traag, is er alle tijd om na te denken. Niks hoeft snel en alles heeft alle tijd. Werkelijk fascinerend hoe hij dit laat zien.
Het is mij volkomen duidelijk dat het rondjes lopen in een stad niks is voor een kameel. Ook als ik het beeld van kamelen in weiden of een circus naar voren haal, voel ik dat dit het wezen van een kameel geen recht doet. Zij zijn echt gemaakt voor lange afstanden.
Ik vraag hem waarom hij me als eerste beeld liet zien dat hij van rennen houdt omdat dit anders is dan de gestage gang door de woestijn. Ik kom er niet helemaal achter. Of het is omdat dit een redelijk jong dier is of het is een uitlaatklep voor de taak die hij in Petra te doen heeft. Hij wil er niet echt op antwoorden en ik heb het idee dat hij zich niet negatief wil uitlaten maar er ook geen positieve draai aan kan geven. Het enige dat hij laat weten is: ‘Kamelen moet je de uitgestrektheid geven.’